27 We steken van wal, varen langs Nieuwendam, Schellingwo.ude en Durgerdam, waar nog dezelfde menschen voor dezelfde huizen op den dijk staan als 65 jaar geleden, want ze leven van den waterkant en ze bekommeren zich weinig om de penetratie achter hun huizen, om de Amsterdammers die er ge komen zijn en hun weiden, hun Volewijk, gemaakt hebben tot straten met huizen, wat de Amsterdammers „open bebouwing" noemen. Zij leven van de binnenzee die daar nog Y heet, ze vieren op tijd hun Sinterklaas en Sint Maarten, zij bakken op tijd hun duvekaters van wit brood, want deze geboden zijn van alle tijden, zoo dat niemand zeuitwisschen.kan. We gaan door de groote sluizen die bij ons eerste bezoek juist nieuw waren, want kort tevoren, in 1870, had Koning Willem III er nog den gedenksteen gelegd. Havard zeide er reeds van dat er nergens ter wereld zulke fraaie sluizen te zien zijn als in Noord-Nederland. Boven den dijk zien we de torens van Zunder- d o r p en van Ransdorp. Die van Zunderdorp brandde 20 jaar geleden a~f en werd kort daarna van een nieuwe spits voorzien. Die van Ransdorp werd onlangs door restauratie tot een majestueus Gothisch bouwwerk gemaakt. Beide herstellin gen gingen uit van Amsterdam, dat de grenzen verzet had en als antwoord op deze begeerigheid iets te doen kreeg: de restauratie der oude bouwwerken in de „rand gemeenten". We komen langs een buitendijksche vlakte, Ydoorn, waar nog steeds de meeuwen broeden, vroeger zonder, thans met de goedkeuring van de Vereeniging tot Be houd van Natuurmonumenten en waar ook nu nog wel eens het geheele broedsel verloren gaat door hoog water, ondanks den afsluitdijk en de Vereeniging. U i t- d a m komt in zicht met de houten kerk en den houten klokkentoren schuin daar tegen geleund, mét de steenen lantaarnpalen met olielampen, nog net zoo als Jan van der Heyden ze in de 17e eeuw "voor Amsterdam uitvond. Dat komt omdat de inwoners van Uitdam nog net als bij ons eerste bezoek: op enkele kilometers van een metropole, evenver van het leven verwijderd zijn als die van Nieuw Caledonië. Daarom staan in Uitdam de houten -huizen langs de eene zijde van den weg en de houten huisjes aan de andere zijde bbven de sloot. De eerste haven die we aandoen is die van Monnikendam, We leggen aan op dezelfde plek als voorheen, bij de"' sluizen die nog'steeds in prima staat zijn we gens de zorgen van het Waterschap^ der „Uitwaterénde sluizen". We gaan aan wal en wandelen in .Monnikendam. De speeltoren, die vroeger zoo verwaarloosd was, is netjes gerestaureerd, het carillon dat vroege'r zulke jammerklanken deed hooren, brengt nu schoonheid en vreugde over 't stille stadje, tot genoegen van de vele vacantiebezoekers. Ma'ar als we er naar luisteren zien wé ineens dien brief over de 25 van het gewicht van de klokken dat :gespaard zal blijven. W5e zal 't lot treffen, de-groote vaY wel vijf duizend kilo ..óB al die kleintjes. Wat waren 't een schatjes toen ze bij .de restauratie beneden' stonden'. Of de luidklok, of de brandklok, of de zandklok/'want dat is het unicum van Monnikendam, dat er een zandklok is. Zonder die kan men in den winter als 't' glad is onmogelijk beginnen met zandstrooien. Die speeltoren behoorde ééns tot eén kerk. Die kerk was bij ons eerste bezoek al lang wegdEr was een Raadhuis naa^t den toren gebouwd, maar dat is nu weg. Nu staat er-alleen een toren met een spits van een kerktoren en met het Gemeentewapen boven de deur. Een groot patriciërshuis aan de overzijde dat vroeger leeg stond, is'nu Raadhuis geworden. De huizen worden zoo keurig onderhouden dat de toegang wel is toegestaan voor dengene die begrijpt dat hij zijn schoenen moet uitdoen, dat wil zeggen niet op Vrijdag of Zaterdag, want dan mag niemand erin om tegen den Zondag proper te zijn. Want in Monnikendam zijn drie stadia van zindelijkheid: netjes, schoon en proper. Bij de laatste definitie behoort dat de glasruiten 's Vrijdags worden schoongemaakt en 's Zatersdags met spiritus „nagedaan", nadat'de stoep van gele baksteentjes met potasch is gereinigd.' De bordjes die-Havard bij zijn eerste 'bezoek-in 1875 op dé deuren zag, van typhus

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1943 | | pagina 5