19
DE WATERMOLEN „DE CANNENBURGH" TE VAASSEN.
Op de plaats van den in 1940 gebouwden korenmolen met woonhuis, stond de in het
najaar van 1939 afgebrande oude watermolen met boerenbehuizing „Cannenburgh's
molen", genoemd naar het kasteel „de Cannenburgh" waar hij vroeger bij behoorde.
De oude molen was van hout, op een onderbouw van metselwerk, afgedekt met
een dak van stroo. Temidden van een mooie omgeving wentelde zijn waterrad om een
enorme houten as. Het aspect was zeer schilderachtig. Binnen was 't een kostelijk
„houten wereldje" van wanden, vloeren, binten en lage zolderingen, kamwielen,
„stoelen" en andere houten werktuigen, wonderlijk mooi verlicht door lage
raampjes. Het geluid van het ruischende waterrad, het zoemen der maalsteenen
en het getokkel der houten kamwielen voltooiden de romantische sfeer, 't Was
merkwaardig dat de oude molen zich in diep toestand kon handhaven. Geen
electriciteit, benzine of andere krachtbronnen konden er een aanslag op plegen.
De molenaar had van het water kosteloos voldoende kracht, welke gestadig kon
worden gebruikt.
Toch zou dit pittoreske wereldje het slachtoffer zijn geworden van de steeds voort
schrijdende techniek en de hedendaagsche eischen, ware het niet dat de brand de
gedachte aan dit komende gebeuren te niet deed. Is het goed dat het zoo ge
komen is? Misschien wel. Want velen zullen thans een schoone herinnering
bewaren die niet is vertroebeld door een onverkwikkelijken strijd, waarin verschillende
stroomingen hun rechten zouden hebben opgeëischt, met een twijfelachtig resultaat.
Voor den nieuwen molen levert ook weer het water de kracht. Het is voor het
grootste deel afkomstig uit de „sprengen" (bronnen) aan den Veluwezoom en het
vereenigt zich tot een beekje, dat een vijver voedt, waarin het wordt opgestuwd.
Uit dit reservoir kan de molenaar op ieder tijdstip en gestadig de kracht putten
die noodig is voor zijn bedrijf. Dit is dus een kenmerkend verschil met den wind
molen die afhankelijk is van de wispelturige windkracht. Was het vroeger het
waterrad, thans is het de veel snellere turbine die door den druk van het water
een roteerende beweging maakt en op directe wijze de maalsteenen in beweging
brengt. In tegenstelling met het aantrekkelijke van het vroegere waterrad, geschiedt
dit op onzichtbare wijze. Het water verdwijnt in een betonnen „kamer" en komt
door de turbine in de lager gelegen beek. Alleen wanneer de turbine buiten
werking wordt gesteld ontstaat door het overloopen een waterval.
De maalderij bestaat uit een kelder waarin de silo's uitmonden en waarboven de
werkvloer is gelegen. De werkvloer ligt 1 meter boven het voorplein, om het
laden en lossen van de wagens te vergemakkelijken. Naast den werkvloer liggen
de pakruimten en de silo's, welke laatste tot aan het dak reiken en 8 meter hoog
zijn. Op de verdieping is een ruime pakzolder. De inrichting van de maalderij is
geschied volgens de nieuwste eischen. Het is het werk van den tegenwoordigen
eigenaar, den Heer A. TE RlELE, vroeger leeraar aan het station voor maalderij
en bakkerij te Wageningen. Naast de maalderij is een ruime garage met stortplaats
voor de granen, die met een elevator en schroeven in en uit de silo's worden
gevoerd. Bij de garage ligt het woonhuis, evenwijdig aan de beek. Door het
hoogteverschil heeft men uit het woonhuis uitzicht over de beek en de weide, op
het dorp Vaassen en „de Cannenburgh". Het bouwwerk is op sobere wijze gemaakt.