9
Tand van den put werd gelegd. In deze goot werden dan de emmers met water
gestort. Het water stroomde zoo steeds naar den waschketel. Voor het afvoeren
van den rook van het haardvuur deed men geen moeite. De rook verspreidde zich
in de groote ruimte en kon door het balkenslop in de kap trekken. De zwart
berookte onderdeden van de bekapping zijn een bewijs dat, ook al is zoo'n huis
later verbouwd, het oorspronkelijk een „los hoes" is geweest. Het „los hoes" was
dus een „rookhoes".
Allengs werden hoogere eischen aan de bewoning en ook aan de stallen gesteld.
Het woongedeelte werd door een muur van het bedrijfsgedeelte afgeslotende
stallen, vanouds potstallen, werden tot groepstallen verbouwd. Zoo ontstonden de
boerderijen zooals we deze in de oude typen nog kennen. De naam Hallehuis,
bovengenoemd, duidt op de groote hal of ruimte tusschen de gebintstijlen.
We zullen de inrichting niet verder beschrijven, omdat de meeste toeristen hierin
weinig belang zullen stellen. Wel kunnen we aanraden eens een kijkje te nemen
in de groote keuken. Hierin is nog vaak een groote schouw, soms over de geheele
breedte van de keuken tegen den binnenmuur. De wanden van de schouw zijn in
den regel met gekleurde tegels bezet. Meestal vertoonen deze tegels Bijbelsche
voorstellingen of tafereelen uit het landbouwbedrijf. Op den rand van den schoor
steen staat een rij gekleurde borden. Ook kan men op de deel kennis nemen van
de constructieve samenstelling van de gebinten. Den toeristen zal het uiterlijk van
de boerderijen over het algemeen- meer interesseeren dan het interieur. Hoe mooi
zijn deze landelijke bouwwerken vaak gelegen in een omgeving van groen. Aardige
voortuintjes, omgeven door een heg, verhoogen de aantrekkelijkheid. En wat
vinden we verder niet op het erf. In den Achterhoek de bijschuren, de karschoppen
op de Veluwe de kapbergen, de schaapskooien en varkenskotten in allerlei variatiën.
•Geen uniformiteit; telkens is het geheel op andere wijze gegroepeerd.'
Hoewel de inrichting van de boerderijen op de Veluwe en in den Achterhoek
veel overeenkomst vertoont, geeft het uiterlijk een belangrijk verschil te zien. In
den Achterhoek langs de Oostgrens treft men nog veel de vakwerkbouw aan.
Oorspronkelijk waren de vakwerken gevuld met vlechtwerk en takken, welke met
leem' waren bestreken. In later tijd werden de vakwerken met baksteen gevuld. De
topgevels werden bijna zonder uitzondering met hout bekleed. Meer Westwaarts
.komen de opgaande gevels en ook de vakwerkbouw niet meer voor. Daar heeft
men wolfsdaken boven voor- en achtergevel en de wanden zijn in baksteen uit
gevoerd. Deze boerderijvorm wordt ook vrijwel algemeen op de Veluwe aangetroffen.
In het gebied van den IJssel zijn de boerderijen over het algemeen grooter. Hier
■treft men vaak de dwarshuizen aan. Dan zijn de woningen dwars voor de schuur
gebouwd, soms met een bijschuur ernaast. De kapbergen staan dan op het erf
achter de boerderij. In de kapbergen is heel wat variatie. Op de kleine bedrijven
vindt men veel de eenroedebergen. Ook de tweeroeden- en de vierroedenbergen
komen daar voor. Op de grootere bedrijven vindt men meer de vijf-ofzesroedenbergen.
Zoo zal de toerist op zijn tochten allerlei bijzonderheden aan de boerderijen ont
moeten, waarvan we hier nog maar een gedeelte hebben genoemd. Wanneer men
de typische oude boerderijen wil vinden, dan verlate men de hoofdwegen en sla
de zandwegen in, waarnaast meestal een fietspad is aangelegd. Hier vindt men
•dan in de oude buurtschappen nog de karakteristieke bouwsels uit vroegere eeuwen.
De landschapschilder weet ze dan ook wel te vinden. Hier treft men nog de
.boerderijen aan, zooals ze zijn gebouwd naar de traditie der voorvaderen. Een-