103
VERSLAG VAN WERKZAAMHEDEN VAN DE COMMISSIE
„DE WEG IN HET LANDSCHAP" fW. I. L.)
VAN JUNI 1941 TOT AUGUSTUS 1942.
Nu tengevolge van noodgedwongen stopzetting de technische werkzaamheden, voor
den aanleg van nieuwe wegen, voor het allergrootste deel tot stilstand zijn gekomen,
en tevens door de daling van het werkloozencijfer de verbeteringen van bestaande
wegen sterk zijn afgenomen, met name die van de zandwegen en van de tertiaire
wegen, welke onze Commissie uit landschappelijk oogpunt nog de meeste zorg
gaven, heeft de werkzaamheid onzer Commissie daarvan in het afgeloopen verslag
jaar ook de gevolgen ondervonden. Niettemin hebben zich nog verschillende vraag
stukken op het gebied van de landschappelijke verzorging van de wegen en van
hunne omgeving voorgedaan, welke onze aandacht en onze bemoeienis verdienden.
In de eerste plaats het vraagstuk der Autobelten.
Meenden wij ons, nadat onze Commissie reeds eenigen tijd gereed gekomen was
met het ontwerpen van een Model-Verordening tot regeling van het vraagstuk der
autobelten, met het oog op de tijdsomstandigheden er nog van te moeten-onthouden
ons tot de betreffende autoriteiten te wenden, zoo hebben wij, waar niet alleen de
opslag van in onbruik geraakte auto's doch vaak ook die van allerlei andere
materialen als aannemersgereedschap, afbraakmaterialen e.d. de omgeving der wegen
ontsiert, in den loop van dit jaar besloten deze afwachtende houding te laten varen.
Wij hebben daarom aan de Commissarissen van de provincies een door ons ont
worpen Provinciale Verordening op de Opslagplaatsen toegezonden met een
begeleidend schrijven, waarin wij hebben uiteengezet, waarom naar onze meening
deze aangelegenheid beter langs den weg van provinciale dan van gemeentelijke
verordeningen geregeld zal kunnen worden. Wij hopen, dat dit voor de Commissa
rissen aanleiding zal kunnen zijn, een dergelijke Provinciale Verordening in hun
gewest in te voeren, bij voorkeur op zoodanige wijze, dat deze voor alle provincies
gelijkluidend zal zijn, opdat door deze eenheid het gestelde doel: de bescherming
van de schoonheid van het Nederlandsche landschap, gezien van den openbaren
weg af, het best zal kunnen worden bevorderd.
Landschap-ontsierende objecten. Behalve deze opslagplaatsen zijn er nog vele
andere het landschap vaak sterk ontsierende objecten: vuilnisbelten, broeikassen,
electriciteitsgebouwtjes, vele benzinestations en fabrieken, gashouders, enz. Het
meest aangewezen middel om het euvel van soortgelijke de omgeving der wegen
en de natuur ontsierende objecten op te heffen is te vinden in het levende materiaal
van de natuur zelf: plantmateriaal in den vorm van struiken, boomen, heggen,
etc. Dit plantmateriaal kan op verschillende wijzen worden aangewend: of door
geheele omplanting van het object, waardoor het totaal aan het oog zal worden
onttrokken, of door een bepaalde wijze van beplanting van de omgeving, waardoor
een zekere aanpassing van dergelijke objecten aan het landschap zal kunnen
worden bereikt.
Aangezien het juist vaak de directe omgeving der steden is, waar dergelijke ont
sierende objecten voorkomen, heeft onze Commissie zich gewend tot de leden der
Vereeniging van Deskundige Hoofden van Beplantingen met een rondschrijven,