108 duidelijk zal kunnen blijken, zeker met groote belangstelling moet worden verwacht. Het slagen daarvan zal bij verdere toepassing zeker tot verfraaiing van do omgeving der wegen kunnen bijdragen. Wij mogen dienaangaande verder verwijzen naar het interessante artikel „De landschappelijke verzorging van autosnelwegen" van de hand van den Heer VAN NES, verschenen in het nummer van 1/16 Mei 1942 van het tijdschrift „Wegen", uitgave van de Vereeniging „Het Nederlandsche Wegen congres", waarin hij ook het bovenbedoelde vraagstuk van de wilde planten langs de wegen behandelt. Waterwegen. Het is bekend, dat evenals in Zuid-Hollaftd, de Provinciale Water staat van Noord-Holland zich voor de wegbeplanting reeds sinds vele jaren laat voorlichten door een landschapsdeskundige. Tot onze vreugde kunnen wij ver melden, dat de taak van dezen landschapsdeskundige in Noord-Holland, die zich tot voor kort had bepaald tot de landwegen, thans is uitgebreid geworden met de landschappelijke verzorging ook van de provinciale waterwegen. Zandwinning. Wat betreft het vraagstuk van de tengevolge van nieuwen wegen aanleg overal in het land, vaak ook in de omgeving der wegen, ontstane zand- winningsputten, waaraan wij in het vorige jaar onze aandacht en onze bemoeienis hadden gewijd, zoo kunnen wij thans volstaan met de mededeeling, dat dit ook voor de landschappelijke verzorging van de omgeving der wegen belangrijke vraagstuk een ernstig onderwerp van studie vormt van de verschillende hierbij betrokken Centrale rijksinstanties, bij welke studie ook het landschapsbelang ten- volle in aanmerking wordt genomen. Wij mogen voorts met lof gewag maken van het verschijnen in de Heemschut- serie van het boekje van de hand van ons medelid, Ir OVERDIJKINK, genaamd „Langs onze Wegen" waarin de verschillende kanten van het vraagstuk van den weg en zijn aankleeding en landschappelijke behandeling,' en ook het doel en de werkzaamheid van onze Commissie, op duidelijke en overtuigende wijze worden belicht. Eveneens bevorderlijk voor het door onze Commissie beoogde doel waren de artikelen over Wegbeplantingen, etc., in verschillende deelen van ons land, welke ons medelid Dr Ir W. C. KLEIN ook in dit verslagjaar in diverse bladen heeft gepubliceerd. Onze. collectie lantaarnplaatjes, in het bijzonder die over de lintbebouwing, heeft verschillende malen dienst kunnen doen bij lezingen door derden over het wegenr vraagstuk, en staat steeds gaarne verder ter beschikking. Verder kregen wij gelegenheid op de in het Stedelijk Museum te Amsterdam gehouden zomertentoonstelling „Stad en Land" een deel van ons foto-tentoonstellings materiaal te exposeeren. Aan het slot van ons jaarverslag moeten wij met leedwezen gewagen van het overlijden van ons medelid den Heer VAN DEN BlISSCHE, in leven President- Directeur van de Ned. Heide Maatschappij. Zijn opvolger, de Heer STAF, is bereid gevonden de plaats van den overledene in onze Commissie in te nemen. Verder is als lid tot onze Commissie toegetreden de Heer L. T. VAN DER WAL, Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat van Zuid-Holland. H. CLEYNDERT AZN, Secretaris.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1942 | | pagina 10