91 gewesten niet veel van het oude cultuurgoed onherstelbaar verloren ging, maar in de landen om ons heen vierde de vernieling hoogtij, en ieder onzer die het buitenland bezocht denkt met droefheid aan de vernieling van steden of gebouwen die hem bijzonder dierbaar waren. Laten wij hopen dat dit de laatste maal is dat wij vergaderen in oorlogstijd, dat een volgend jaar een einde aan de vernieling gekomen is en allerwegen weer een opbouw in nieuwe schoonheid kan aangevangen worden. Ondanks de donkerheid dezer tijden of, misschien beter gezegd, juist ten gevolge daarvan mogen wij dankbaar erkennen dat het afgeloopeh jaar voor ons streven, en voor onzen Bond in het bijzonder, niet ongunstig geweest is. Ons ledental is gestadig groeiend; bijna elk nummer van ons Maandblad legt er getuigenis van af. De Heemschut-serie, ik mag wel zeggen onze Heemschut-serie, bloeit, als wij bij de stichting ervan niet hadden durven hopen. Ik wil het onzen secretaris overlaten in zijn jaarverslag melding te maken van het aantal der in dit jaar verschenen deeltjes, van de successen van den verkoop en het aantal nieuwe deeltjes dat zich in verschillenden staat van wording bevindt. Deze bloei mag ons om twee redenen verheugenten eerste omdat het de beste en meest verbreide reclame onder ons volk is van wat Heemschut wil, maar vooral omdat het aan den anderen kant blijk geeft van wat ik met den Heer VAN DER VEN „de Heemliefde van ons volk" zou willen noemen. Deze heemliefde uit zich niet alleen daarin, dat de boekjes grif gekocht en gelezen worden, maar voor mijn gevoel nog meer daarin, dat steeds meer schrijvers bereid gevonden worden er aan mede te werken, ja zelfs zich vaak spontaan tot ons wenden met het aanbod tot het schrijven van een werkje over een of ander speciaal onderwerp. U kunt er echter gerust op zijn, dat de redactie er voor waken zal, het peil van de uitgave hoog te houden, en niet in sympathie met ons streven alleen een criterium zal vinden om auteurs de uitgave van een deeltje toe te vertrouwen. Wil onze uitgave blijvend nut stichten, en zullen de werkjes tot in lateren tijd hun waarde behouden, dan dienen wij ons te houden aan wat de leidende gedachte van de uitgave is, n.1. een reeks van serieuze, populair-wetenschappelijke en historische werkjes te vormen, bestemd om in ruimeren kring het begrip te verdiepen van de veelzijdige natuurlijke en cultureele schoonheid van ons land. Ongetwijfeld is dit tevens het beste middel om ons eigen werk op peil te houden, en ons te behoeden voor een goed bedoeld, maar in wezen toch gevaarlijk, dilettantisme. Maar niet alleen ons volk als zoodanig, ook de autoriteiten hebben in het afgeloopen jaar weer vaak getoond bezield te zijn van een geest, die blijk gaf te begrijpen dat het ook tot hun taak behoort, te waken voor de schoonheid van ons land. Het zou ondankbaar zijn als ik hier niet in de eerste plaats het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kuituurbescherming zou vermelden, en het is mij een groot genoegen hier wederom U, Mr J. K. VAN DER HAAGEN, hoofd van de Afdeeling Kuituurbescherming en Wetenschap, welkom te mogen heeten in ons midden. Herhaaldelijk hebben wij in het afgeloopen jaar wederom beroep gedaan op uw hulp, en nooit heeft u ons daarbij in den steek gelaten. Wij kennen u nu wel zoo, dat ik zeker mag zijn, ook in het komende jaar op uw belangstelling en zoo noodig op uw bijstand te mogen rekenen. En dat ook vaak de gemeentelijke autoriteiten blijk gaven van een zelfden geest, moge blijken uit de Zomertentoon'stelling in het Stedelijk Museum van de hoofdstad, die den naam van „Stad en Land" draagt. Wel zou ik mij kunnen voorstellen dat niet iedereen geheel voldaan van deze tentoonstelling terugkeert, en ook aesthetische

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1942 | | pagina 5