AUTOBELTEN EN OPSLAGPLAATSEN
"98
De Commissie de „Weg in het Landschap" wendde zich tot de Commissarissen
der Provinciën met een adres dat hier verkort is opgenomen:
De Commissie „De Weg in het Landschap" („W. I. L."), sub-commissie van den
Bond Heemschut, heeft de eer U beleefd te verzoeken Uwe welwillende aandacht
te willen wijden aan den inhoud van nevensgaande concept-verordening op opslag
plaatsen. De schoonheid van het Nederlandsche Landschap wordt op vele plaatsen
aangetast en bedreigd door het ongebreideld optreden van autobelten e. d.
Aanvankelijk zat bij onze Commissie de gedachte voor, het euvel te bestrijden
langs den weg van gemeentelijke verordeningen; om verschillende redenen hebben
wij die gedachte echter laten varen. Onze commissie heeft gemeend, dat de beste
weg om tot het beoogde doel te komen zal zijn, te trachten de medewerking van
de Heeren Commissarissen van de Nederlandsche Provinciën te verkrijgen, teneinde
door een gelijkluidende Provinciale Verordening op „opslagplaatsen" de schoonheid
van het Nederlandsche Landschap te bevorderen en voor verdere schending en
aantasting te behoeden. Onze Commissie heeft in alle bescheidenheid, salva reverentia,
de vrijheid genomen, een ontwerp-verordening samen te stellen, waardoor het euvel
zou kunnen worden gebreideld. Wij vleien ons intusschen niet met de gedachte,
dat bijgesloten ontwerp-verordening niet voor verbetering vatbaar zou zijn en geven
deze dus gaarne voor beter.
CONCEPT-PROVINCIALE VERORDENING OP OPSLAGPLAATSEN
ART. 1. Onverminderd hetgeen daaromtrent door een hoogeren wetgever is of
wordt bepaald, is het verboden op plaatsen, welke van den openbaren weg af, of
van een voor het publiek toegankelijke plaats af zichtbaar zijn, afbraak, auto
metalen, glas, aannemersgereedschap of onderdeden daarvan, onbruikbare of aan
haar bestemming onttrokken auto's, of al dan niet van een motor voorziene rij- of
voertuigen of onderdeden daarvan, op te slaan, te hebben, te bergen of geborgen
te houden.
ART. 2. Het verbod sub 1 genoemd is niet van toepassing op hem die handelt
met vergunning verleend door of vanwege den Commissaris der Provincie. Onder
„handelen" wordt verstaan zoowel doen als hebben en nalaten.
ART. 3. De Commissaris der Provincie is bevoegd aan een door hem of namens
hem te verleenen vergunning voorwaarden te verbinden.
ART. 4. Wie in strijd handelt met een of meer aan een vergunning verbonden
voorwaarden wordt geacht zonder vergunning te hebben gehandeld.
ART. 5. Het verbod sub 1 genoemd is voor de bestaande opslagplaatsen of
bergplaatsen eerst van toepassing drie maanden na den dag, waarop de afkondiging
van deze verordening heeft plaats gehad.
ART. 6. Overtreding van een der bepalingen van deze verordening wordt gestraft
met hechtenis van ten hoogsteof geldboete van (maximum der
Provinciale Verordening), terwijl verbeurdverklaring van de voorwerpen door
middel van de overtreding verkregen, of waarmede of ten aanzien waarvan de
overtreding is gepleegd, voor zoover zij den veroordeelde toebehooren, kan worden
uitgesproken