86
BOEK EN TIJDSCHRIFT
J. W. F. WERUMEUS BUNING. Wandelingen met Mars. Voorzien van vele
vestingbouwkundige aanteekeningen en beschouwingen door W. H. SCHUKKING,
Luitenant-Kolonel der Genie N. A.t Secr. der Stichting MENNO VAN COEHOORN.
Geïllustreerd. Amsterdam, 1942. N. V. E. M. QUERIDO's Uitgeversmaatschappij.
De Stichting MENNO
VAN COEHOORN heeft
voor kort haar tienjarig
bestaan gevierd, wat een
gelukwensch waard is,
en heeft, wat ook een
gelukwensch waard is,
bij die gelegenheid den
schrijver van „Ik zie, ik
zie, wat jij met ziet"
weten te charteren voor
het schrijven van een
alleraardigst feest- en
propagandaboekje. Het
is niet de felle alver
meier der huidige dagen
met wien de schrijver
ons een wandeling laat
maken door Geertruiden-
berg en Elburg, door
Willemstad en Nieuw-
poort aan de Lek en
langs derzelver courtines en ravelijnen, en zelfs niet diens grimmige voorvader met het
bronzen harnas, maar meer een Mars op pantoffels, met een kalotje op en een
chambercloak aan, een tikje aan den senielen kant, die echter nog zoo aardig weet te
vertellen van zijn stoutigheden uit jeugdiger jaren. Er gaat een bijzondere
charme uit van deze vertelsels, en vooral het stukje over Geertruidenberg is een
juweeltje van plaatsbeschrijving geworden. De histonsch-vestingbouwkundige
beschouwingen, die Overste SCHUKK1NG aan deze wandelingen toevoegt, zijn als
een stevige biefstuk met gebakken aardappelen na een luchtige omelette soufflée.
Waarmee mets kwaads gezegd wil worden over dit ons nationale gerecht; hoogstens
over de volgorde waarin het maal opgediend wordt.
D. J. VAN DER VEN. De Heemliefde van het Nederlandsche Volk. Naarden,
N. V. Uitgevers Mij. A. RUTGERS, 295 bl., zonder jaartal.
Heemkunde heeft men weet het vele facetten, en de Heer VAN DER VEN
men "weet het ook heeft zijn hart verpand aan één daarvan, dat men vroeger
met het woord „folklore" aanduidde, en tegenwoordig liever met een verzameling
van namen, die alle met het woord „heem" aanvangen. De Heer VAN DER VEN
beschikt op dit gebied over een bewonderenswaardige feitenkennis, en heeft uit
den rijken schat van zijn weten een grooten greep gedaan en dien neergelegd in
dit boek, dat zeker een uiting is, zoo al niet van de heemliefde van het Neder-
„Grontcaarte" van Willemstad, 1586.