84
ONTEIGENING IN HET BELANG VAN MONUMENTEN
Door het besluit van de Secretarissen-Generaal van de Departementen van Opvoeding,
Wetenschap en Kuituurbescherming, van Landbouw en Visscherij en van Justitie
betreffende onteigening in het belang van monumentenzorg of natuurbescherming
wordt aan een sinds lang gevoelde behoefte voldaan. Tot dusver kende de wet
de 'onteigening nog niet als middel ter bewaring van gebouwde monumenten, ter
wijl zij op het gebied der natuurbescherming tot nu toe alleen bestond ter bewaring van
natuurschoon, voor zoover die gevormd wordt door bosschen en andere houtopstanden.
Het is herhaaldelijk voorgekomen, dat waardevolle monumenten of natuurmonumenten,
welker voortbestaan een groot algemeen belang vertegenwoordigde, aan vernietiging
werden prijsgegeven, doordat de eigenaren niet bereid of niet in staat waren hun
eigendommen behoorlijk te onderhouden. Daarbij werd verschillende malen de
ervaring opgedaan, dat, indien van overheidswege of door een vereeniging of
stichting pogingen werden gedaan de goederen aan te koopen om ze zoodoende
in stand te houden, de eigenaren meenden daaruit een goeden slag te kunnen slaan
en dusdanig hooge prijzen vroegen, dat het uitgesloten was tot overeenstemming
te komen. Ook tegen een voornemen om een stuk natuurschoon te verminken
stond men tot nu toe zoo goed als machteloos, tenzij het bosschen of houtopstanden
betrof. Toch kon een verandering van bestemming, zelfs ten aanzien van een klein
perceel, aan het natuurschoon van een groot terrein onherstelbare schade toebrengen.
Verder is het van belang, dat onroerende goederen, die zelf geen monument of natuur
monument zijn maar wier onveranderde instandhouding van beteekenis is voor
nabijgelegen monumenten of natuurmonumenten, kunnen worden onteigend.
De bepalingen van den achtsten titel van de Onteigeningswet zijn nu door art. 1
van het besluit in dier voege gewijzigd, dat thans ook stukken natuurschoon, niet
gevormd door bosschen of andere houtopstanden, voor onteigening in aanmerking
kunnen komen. Daarnevens is ook onteigening in het belang van monumentenzorg
mogelijk van onroerende monumenten. Volgens art. 1 van het besluit worden
onder monumenten verstaan
1°. zaken of gedeelten van zaken, die vóór tenminste dertig jaar zijn vervaardigd,
indien het behoud daarvan voor Nederland van algemeen belang is wegens haar
schoonheid, haar wetenschappelijke beteekenis, de aan haar verbonden geschied
kundige herinneringen of wel in verband met de schoonheid of het karakter van
een stads- of dorpsbeeld of van een landschap;
2°. terreinen, waarin zich oudheidkundige overblijfselen bevinden, indien het behoud
daarvan uit overwegingen van wetenschappelijken aard van algemeen belang is;
terwijl onder natuurmonumenten worden verstaan: deelen van het grondgebied
van Nederland, hetzij land of water, welker behoud van algemeen belang is met
het oog op hun beteekenis voor het natuur- of landschapsschoon of voor de wetenschap.
Volgens art. 3 is de Secretaris-Generaal van het Departement van Opvoeding,
Wetenschap en Kuituurbescherming bij het bestaan van een voornemen tot ont
eigening bevoegd ten aanzien van het onroerend goed regelen te stellen met het
doel te voorkomen, dat het op ongewenschte wijze veranderd of verwaarloosd
wordt. Deze bepaling is analoog aan het vervallen verklaarde art. 10 van de
Boschwet 1922. Zij zal verhinderen, dat kwaadwillige eigenaren van onroerende
monumenten of natuurmonumenten hun goederen, ten aanzien waarvan een voor
nemen tot onteigening bestaat, zoodanig beschadigen, dat zij hun beteekenis als
monument of natuurmonument verliezen.