42
ONTSIERING VAN ONZE WEILANDEN DOOR KASSEN
Bij zijn vele gesprekken over dit onderwerp heeft schrijver dezes nog nooit iemand
ontmoet, die van meening was, dat kassen het landschap niet ontsieren. Over deze
ontsiering is dus eenstemmigheid en deze laatste bestaat ook op het punt van de
broeibakken. Dit zijn lage, verplaatsbare kassen zonder opstaande wanden, ook
wel plat glas genoemd. Wij achten het niet mogelijk, dat een commissie van des
kundigen ooit een bevredigend ontwerp voor zulke bouwsels zou kunnen maken.
Het geblikker van de ruiten is op geen enkele wijze te ondervangen, omdat deze
ruiten een essentieel bestanddeel van deze constructies zijn. Het meest detoneeren
de kassen en bakken in weilandstreken, omdat het prachtige effen groene uit
gestrekte grastapijt er op veel leelijker wijze door onderbroken wordt, dan in de
eenigszins ruige en afwisselende akkerstreken het geval is.
Men zal zelden of nooit in een gemeente een bepaling vinden in het uitbreidings
plan, die voor een deel van haar weilandgebied de glascultuur verbiedt. Bovendien
helpt het niet, wanneer een gemeente-bestuur voorschrijft, zooals te Rijswijk het
geval is, dat in een deel der gemeente alleen gebouwen voor landbouw of veeteelt
mogen 'worden opgericht. Voor het platte glas is geen bouwvergunning noodig
de platte broeibakken zijn ook inderdaad geen-gebouwen. Voor dengene, die heeft
opgemerkt, hoe onze mooie weilandstreken, althans in Zuid-Holland, vrijwel nergens
meer vrij van glas zijn, wordt het duidelijk, dat een poldergebied zonder kassen
gaandeweg althans in de nabijheid der grootere steden een bezienswaardig
heid wordt en een zeer mooie ook!
Daarom is het zaak ernaar te streven, enkele van zulke gebieden intact te houden.
Om te weten hoe men, ter bereiking van dat doel, regelend moet optreden, is het
noodig, dat men studie maakt van de wijze, waarop en de oorzaken waardoor
kassen of bakken in een landschap voor het eerst tot stand komen. Het zou weinig
doel hebben om na te gaan, hoe men kassenbouw in een streek als het Westland
zou kunnen belemmeren. In dit gebied, waar men van tuinbouwindustrie kan
spreken, is immers^* weinig schoons meer over en zij staat zoozeer in het teeken
dezer industrialisatie, dat bestrijding van deze welvaart brengende bezigheid hier
ten eenenmale onredelijk zou zijn. Dit mag ook gezegd worden van het gebied
tusschen Woerden en Utrecht. Iets anders staat het met de gemeenten, die nog
bijna geheel uit weiland bestaan. Dit is bijv. nog het geval in die van den
Krimpenerwaard en den Alblasserwaard, voorts tusschen Leiden, Gouda en Woerden,
hier en daar in de Vechtstreek en ten N. van Vlaardingen, om van Noord-Holland
en Friesland niet te spreken. De gang van zaken is in zulke dorpen deze, dat er
meer en meer boeren komen, die een te kleine boerderij hebben (bijv. 15 ha.) om
verdeeling van het land tusschen een paar zoons, onder voortzetting van het
landbouwbedrijf, economisch mogelijk te maken. Boeren, die in dit geval verkeeren
en dus meer dan één zoon hebben, laten die meerdere zoons voor een heel ander
beroep of wel voor den tuinbouw opleiden. In het laatste geval kan zulk een
zoon, als hij 26 jaar oud is, en de opleiding met vrucht doorliep, als regel een
teeltvergunning krijgen. Dit document heeft een ieder noodig, die tuinbouw wil
beoefenén. De boer helpt hem dan aan het noodige land, door een of twee ha. van
zijn eigen grond aan hem af te staan of te verpachten. Het is aldus, dat de verspreide
kleine tuingrondjes te midden van gebieden met groote veeboerderijen te verklaren
zijn. De grondsoort is blijkbaar zelden van dien aard, dat elke tuinbouw uitgesloten is.