HEEMSCHUT
MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT
WAT HEEMSCHU T'S AANDACHT HAD
De bijzondere Algemeene Vergadering die op 1 April te Amsterdam in het van
Brienenhuis Heerengracht 284 gehouden werd, had het verloop zooals het Bestuur
zich had voorgesteld. Het belangrijkste agendapunt was de aanvulling van het
Dagelijksch Bestuur. De vergadering kon zich vereenigen met het Bestuursvoorstel
om den Heer Dr M. D. OZINGA te benoemen. Als formaliteit, om te voldoen
aan de voorschriften der statuten, werd daarna een bestuursvergadering gehouden,
waarin besloten werd het nieuwbenoemde bestuurslid op te nemen in het
Dagelijksch Bestuur.
Wij meenen thans zoowel Dr OZINGA als de medebestuursleden en de leden te
mogen gelukwenschen met deze benoeming. Het Dagelijksch Bestuur is hiermede
aangevuld met een erkend deskundige op het gebied der Nederlandsche monumenten
van geschiedenis en kunst. Wij mogen niet nalaten te wijzen op de vele publicatiën
van de hand van ons nieuw benoemde bestuurslid, waarvan als de belangrijkste te
noemen zijn De Protestantsche kerkenbouw in Nederland, 1929 en DANIËL MAROT,
1938, terwijl Dr OZINGA thans in zijn functie aan het Rijksbureau voor de Monu
mentenzorg bezig is met de beschrijving der monumenten in Groningen.
In de hiervoren genoemde bestuursvergadering en algemeene vergadering hield de
Heer FRED. THOMAS een inleiding over het eiland Schokland, dat bezig is te
verdwijnen door de drooglegging van den Noord-Oost polder. Dit was op uit-
noodiging van het bestuur, mede wegens het verdienstelijke boek van den Heer
THOMAS, Wijkend water.
Na de gevoelige uiteenzetting van de geschiedenis van Schokland, van de bevolking
die tenslotte gedwongen moest worden het niet meer bewoonbare eiland te verlaten,
verteld door den journalist die vele uren zijns levens in zeilvaartuigen op de
Zuiderzee doorbracht, werd besloten eerst inlichtingen in te winnen bij de technische
deskundigen van de Zuiderzeewerken, om daarna wellicht te komen tot een nieuwe
commissie die zich niet alleen bezig zal houden met Schokland, maar met het geheele
vraagstuk van de verdwijning der schoonheid rond de Zuiderzee.
De bescherming der monumenten gaat steeds verder. Vanwege het Departement
O. W. K. wordt bij herhaling gewerkt met het algemeen bekend geworden Staats
blad No. 0.550 van 21 Mei 1940 van den toenmaligen opperbevelhebber van
land- en zeemacht, waarbij in feite alle oude bouwwerken in Nederland beschermd
zijn, in dezen zin dat de eigenaar er niets aan wijzigen mag zonder de goedkeuring
van hoogerhand. Thans is er weder iets bijgekomen. Bij nieuwe „verordening",
in de pers gepubliceerd 16 April 1942, is de onteigeningswet gewijzigd, waardoor
onteigening geschieden kan in het belang van monumenten en natuurmonumenten,
van onroerende goederen welke grenzen aan of gelegen zijn in de nabijheid van
monumenten. Dit is een belangrijke zaak. Ieder kent gevallen van kostelijke
monumenten, die geschaad worden door iets in de'nabijheid dat ontsierend is.
Hier ligt een mogelijkheid om dergelijke toestanden te verbeteren.