34
HEEMSCHUT
Alleen één enkele buitenplaats bleef bestaan, men mag haast wel zeggen door toe
vallige omstandigheden. Dat is het oude Frankendael, dat zijn voortbestaan dankt
aan het feit, dat de Gemeente Amsterdam er haar Stadskweekerij in gevestigd heeft.
Vroeger een heel eind buiten haar grenzen gelegen, heeft Frankendael de stad, nu
eens langzaam, dan opeens sneb zien naderen, tot ze op den voor de Meerbewoners
gedenkwaardigen Oudejaarsavond van 1920—'21 haar armen om de geheele Meer
uitbreidde en het oude, aan den Biedermeiertijd herinnerende buitengoed mee op
slokte. Het was dien nacht, toen een zonderlinge stoet mannen en vrouwen, met
nauw verholen plezier, maar toch niet geheel voorgewende treurigheid, plechtig
een tot dit doel vervaardigde kist dragend, langs den slechtverlichten, modderigen
en hobbeligen Ringdijk trok, om de oude, overleden „Meer" te begraven. Door
gewinterde Meerbewoners allen, die zich met man en macht, doch tevergeefs,
tegen de annexatie hadden verzet. Er leven nog vele van deze Meerbewoners, die
zich nog immer „landelijke bevolking", nog steeds niet totaal Amsterdammers
voelen, al spoelt het grootestadsleven om en over hen heen. Als de Meer tot
dusver een eigen karakter heeft behouden, dan is dat voor een niet gering deel
te danken aan Frankendael, dat daar nog steeds trotsch en ongenaakbaar staat,
zich distantieerend van het drukke, jachtige beweeg op den Middenweg, waarlangs
thans de verlengde stadstram giert en moderne autobussen denderen, die de be
ruchte Gooische tram zijn komen vervangen.
De poëet G. TYSENS, die de onsterfelijkheid verwierf, minder om zijn kunst dan
Frankendael in 1776, naar een schilden) van G. WALDORP,
tevens familieportret van Jan PlETER BOLS.