HEEMSCHUT 33 en zooveel meer als toen tot een lustverblijf werd gerekend. Dergelijke buiten verblijven vond men vooral langs de rivieren of aan de duinen, maar liefst wat dicht bij de stad. Zij werden beschreven in bekende werken als de Zegepralende Vecht, de Amstellandsche arcadia en Het Verheerlijki Watergraafs- of Diemermeer. Zij werden in hoogdravende verzen bezongen. Er is van al deze heerlijkheid niet veel overgebleven. De Fransche tijd met zijn algemeene verarming deed reeds vele buitenplaatsen verdwijnen. De 19de eeuw met haar veranderde maatschappelijke verhoudingen en versnelde verkeersmiddelen maakte de buitenplaatsen overbodig. Zoo verdween het eene buitenhuis na het andere aan de Vecht, aan den Amstel, in de Watergraafs- of Diemermeer. Oud Roosenburgh, waarvan de aanleg vermoedelijk dateert van 1640, werd in het begin van de 19de eeuw theetuin. In oude grondbrieven komt de naam voor van „Het Vischkaantje sedert Bakkers' Paradijs". Daarmede is vermoedelijk dat landgoed bedoeld. Ook JACOB VAN LENNEP heeft het in zijn bezit gehad. Zijn dochter INGETJE, gehuwd met PETER RUTGERS, heeft er gewoond. De naam Roosenburgh is waarschijnlijk in de wereld gekomen door den titel „van Roosenburgh", die aan DAVID werd verleend, toen Koning LEOPOLD I hem in 1697 in den adelstand had verheven. Roosenburgh was later een zeer groote theetuin, zóó druk door Amsterdammers bezocht, dat een stalhouder een omnibus- dienst Botermarkt—Roosenburgh in het leven riep. Oud-Roosenburgh werd Oosterbegraafplaats. De boerderij Voorland bij de Hartvelder-brug met haar mooie oprijlaan werd voetbalterrein. De boerderij „De Eenhoorn" aan den Ringdijk prijkt nog met zijn opvallenden gevelsteen. De tuinen van de Watergraafsmeer waren naar de mode van den tijd aangelegd.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1942 | | pagina 7