32
HEEMSCHUT
Allengs verrezen her en der tallooze buitenhuizen. Vele gegoede Amsterdamsche
kooplieden, die een zomerverblijf aan de Vecht (wat toentertijd als een bewijs van
grooten welstand gold) te ver wan hun kantoren verwijderd vonden, sloegen
's zomers in „De Meer"T hun tenten op. Gedurende langen tijd bleef de Water
graafsmeer „het" oord, voor wat wij thans „forensen" zouden noemen. De Meer
werd een lustoord voor de Amsterdammers, die er, vooral in de 18de eeuw, hun
buitenverblijven stichtten. Meer dan 40 van deze lusthoven hebben er gestaan,
waarvan „Frankendael" de eenig overgeblevene is. Ook van de Maliebaan, die
langs de Kruislaan was aangelegd, is niets meer over. De Middenweg en de
Ringdijk van de Weesperzijde, langs de Duivendrechtsche brug naar Diemerbrug,
werden belangrijke verkeerswegen en zijn dat tot heden gebleven.
Wanneer wij thans langs den Middenweg de Watergraafsmeer inwandelen, wat
met het drukke verkeer een minder ongemengd genot is dan in oude tijden, zien
wij aan den rechterkant van den weg een oude buitenplaats, die nog steeds den
ouden naam Frankendael draagt. Zulke buitenplaatsen, die hun strenge vormen in
hoog opgaand geboomte plachten te hullen, telde de omtrek van Amsterdam
vroeger zeer vele, vooral in de 18de eeuw. De vermogend geworden Amsterdamsche
koopman bouwde zich een deftig huis aan een der grachten. Maar was hij gefor
tuneerd genoeg om meer te doen, dan vestigde hij zich in den zomer op het land.
Hij kocht een heerlijkheid met een kasteel en verwisselde zijn alouden burgerlijken
naam met dien der heerlijkheid. Wie het minder breed had, liet het wat minder
breedhangrenhij liet in de buurt van Amsterdam een deftig landhuis bouwen,
dat hij omringde met een fraaien bloemrijken tuin en hoog opgaand geboomte.
Daar had hij dan in den regel ook zijn oranjerie, zijn bassecour, zijn vinkenbaan
De Maliebaan in de Watergraafsmeer.