HEEMSCHUT
39
WAT IS HEEMKUNDE?
DOOR F. KOSTER. Uitg. Scheltema en Holkema.
Deze vraag behoeft voor onze leden na het zeer duidelijke artikel van onzen
Voorzitter in het Januari-nummer van dit blad zeker geen beantwoording meer.
De Heer KOSTER heeft haar in zijn boek, dat diezelfde vraag als titel draagt, op
zijne eigene wijze beantwoord, dit wil zeggen, niet van het standpunt van den
paedagoog (wat hij zelf ook niet is): hoe de heemkunde aan de leerlingen der
verschillende scholen kan worden gedoceerd, hij wijdt daaraan slechts enkele
bladzijden, doch wel in zeer algemeenen zin: wat kan de heemkunde, juister
gezegd een betere heemkennis dan in het algemeen het bezit is van den gemiddelden
Nederlander, die de schooljaren reeds korteren of langeren tijd achter den rug
heeft, voor geest en gemoed beteekenen. Deze vraag heeft hij in zijn boek op
alleszins bevredigende wijze beantwoord. Zelf drukt hij het zoo uit, dat het doel
van zijn boek is, den achtergrond en den omtrek te schetsen eener orienteering
op het gebied eener nationale heemkunde. Het „heem" wordt daarbij beschouwd
als het nationale erf, het geboorteland der Nederlanders.
Hoewel uitdrukkelijk op den voorgrond stellend, dat zijn boek geen enkele weten
schappelijke pretentie bezit, is de schrijver er niettemin in geslaagd, om van de
voornaamste „heemkundige vakken": de bodemkunde, de archaeologie, de biologie,
de volkskunde, de geschiedenis van de ontwikkeling der verschillende geestelijke
stroomingen, de ontwikkeling van het bedrijfsleven, de ontwikkeling en verspreiding
van de taal, etc. van ons land en van ons volk, een beknopt résumé, een compendium
te geven. Op die wijze is zijn boek geworden wat ik zou willen noemen een „In
leiding tot de Heemkunde-wetenschappen", waarbij ieder der aan die verschillende
vakken gewijde hoofdstukken een behoorlijk gefundeerd en duidelijk en daardoor
zeer leesbaar inleidend overzicht van dat vak vormt. Ik kan mij zeer goed voor
stellen) dat het boek er aldus, ook door de literatuurlijst aan het einde van ieder
hoofdstuk, verschillende lezers toe zal kunnen brengen om van het vak hunner keuze,
dat eigenlijk reeds lang hun belangstelling had, de nadere studie ter hand te nemen,
en door deze voortgezette zelfstudie hun leven blijvend te verrijken.
Dit toch is, zooals het boek tevens leert, het eigenlijke doel der heemkunde, dat
door vermeerdering van onze belangstelling en van onze kennis omtrent het eigen
heem: van den grond, de woonplaats, het gewest, van het eigen land, ons leven
zal worden verrijkt en verdiept, de liefde tot het heem erdoor zal worden verhoogd
en versterkt, en tenslotte vooral, dat men er een meer overtuigd en compleet
vaderlander door zal worden. Reeds de korte samenvattende behandeling door
den heer KOSTER van ieder der bovengenoemde heemkunde vakken op zich
zelf versterkt ons immers opnieuw in het besef, in welk een ontzaglijk belang
wekkend land wij, Nederlanders, wonen: tevens wijst de schrijver er terecht op,
dat de heemkunde dient te worden gezien in het groote nationale verband, en dat
zij aldus in haar gehéél de meest omvattende synthese zal kunnen vormen van de
kennis van al het bijzondere en wetenswaardige, dat aan het Nederlandsche heem
in al zijn verschillende geledingen eigen is.
Dat de in dien geest door den Heer KOSTER bepleite beoefening der heemkunde,
zoowel door de schoolgaande alsook door de rijpere jeugd, en door de volwassenen,
bij zal kunnen dragen tot blijvende verheffing van het geestelijk peil van ons volk,
is naar mijne meening aan geen twijfel onderhevig.
Naar ik hoop zal deze korte beoordeeling van het boek van den heer KOSTER
den lezer de overtuiging hebben kunnen schenken, dat het een boek is waard
niet alleen om te worden gelezen doch vooral, ten einde het in blijvend bezit te
verwerven, om te worden gekocht. Met een warme opwekking daartoe wil ik
deze bespreking besluiten. H. CLEYNDERT AzN.