HEEMSCHUT 117 Dat de keus van ons Bestuur daarbij op Haarlem viel, had echter niet alleen practische redenen. Ondanks alles wat ook hier bedorven zijn moge is toch voor ieder, die gevoel voor stedenschoon heeft, Haarlem nog steeds een der aantrekke lijkste steden van ons land. Ik ken geen stad in ons land waar een breede rivier zich in zoo majestueuze bochten door de oude stad kronkelt, niet als in de hoofd stad helaas geschiedde door steeds verbreede kaden ingedamd en ten slotte tot een onderaardsch riool verlaagd. De oude kathedraal, die van uit de verte gezien zoo hoog boven de daken der huizen uitsteekt, zooals reeds RUYSDAEL het zoo prachtig uitbeeldde, is voor mij altijd een der schoonste van ons land. De schilderachtige buurtjes, de oude gevels, de intieme hofjes, zijn talrijker, dan dat men ze in één wandeling kan bezichtigen. Weinige van de oude steden van ons land hebben met een eigen schilder- en bouwkunst zooveel bijgedragen tot den bloei van onze gouden eeuw. En dan is er buiten onze academiesteden zeker geen, waar de be oefening der wetenschap op zoo hoog peil stond, en zeker geen, waar vlak tegenover elkaar twee wetenschappelijke instituten gevestigd zijn van een belangrijk heid, als hier ter stede de beide 18e eeuwsche stichtingen van Teyler en de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, waarvan de laatste de oudste is van alle wetenschappelijke instellingen van ons land. En het is dan ook niet zonder bedoeling, dat ons Bestuur de gastvrijheid van de laatste dezer beide instellingen ingeroepen heeft voor deze bijeenkomst, en ik wil het Bestuur van de Hollandsche Maatschappij, en in het bijzonder zijn Voorzitter Dr J. E. Baron DE VOS VAN STEENWIJK, die ik tot mijn genoegen in ons midden zie, daarom nog eens onzen bijzonderen dank uitspreken, dat zij ons heeft toegestaan bijeen te komen in de vergaderzaal van haar fraaie laat 18e eeuwsche patriciërshuis. Het is trouwens niet de eerste maal, dat Heemschut zijn jaarvergadering in Haarlem houdt. Reeds een 10-tal jaren geleden was dit ook het geval. Maar de stad is zoo rijk aan bezienswaardigheden, dat wij thans een geheel ander excursieprogram kunnen samenstellen dan toenmaals, zoodat zij die voor 10 jaren hier aanwezig waren, nu weer geheel andere indrukken van de stad zullen kunnen medenemen dan toen. Maar één ding is echter hetzelfde gebleven als toen, n.1. de hulp die wij bij de voorbereiding van onze excursie gehad hebben van het Bestuur van de Vereeniging „Haerlem", en het verheugt mij zeer hier den Voorzitter van die Vereeniging, ons medebestuurslid J. L. TADEMA, en zijn rechterhand, den Heer P. A. DlJKEMA, in ons midden te zien, om hen uit uw aller naam voor de voor ons gedane moeite te bedanken. Dames en Heeren, ik wil het kort maken, wij hebben een welgevuld programma voor ons. Laat ik mogen eindigen met de hoop uit te spreken, dat wij ons allen in deze onzekere tijden ons ideaal, te waken voor de schoonheid van ons land, steeds klaar voor oogen mogen ho.uden. Dan kan er uit de verwarring en het verlies van dezen tijd iets goeds worden overgedragen op de nieuwe en betere tijden, waar wij allen nog op hopen, maar die toch zeker ééns aanbreken zullen. In de hoop dat deze spoedig komen mogen, en ons vaderland dan een schoonere toekomst te gemoet moge gaan, open ik deze 30e jaarvergadering van den Bond Heemschut. De Voorzitter van den Bond Heemschut, Dr J. A. Bierens de Haan.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1941 | | pagina 7