92
HEEMSCHUT
nen. Schoonheidscommissies doen zooveel mogelijk goed werk, maar ze kunnen niet
schiften en de juiste menschen op de juiste plaats brengen. Het middelmatige vervangt
hoogstens het werk van den onbevoegde. Architectentitel- en beroepsbescherming?
Wie weet? Mits niet het levend menschelijke, het bij intuïtie geborene, gedood wordt
door teveel aan het intellectueel-universitaire? Nog eens, laten wij hopen, dat in
ieder geval aan deze schendingen een einde komt.
Het type boerderij dat wij hier afbeelden, flg. 4 en 5, is, zooals bekend, in den
laatsten tijd verdrongen door de z.g. stjelphuizinge waarbij alle ruimten, de woning
incluis, in een groot geheel zijn opgenomen. Onderzoekingen en berekeningen
hebben aangetoond dat het hierbij geschetste type niet duurder behoeft te zijn en
beter geschikt is voor de bewoning. Wij willen ons hierover niet uitlaten. Dit is
natuurlijk van zooveel omstandigheden afhankelijk, als fundeering, ligging in het
terrein, wat ieder geval op zichzelf beoordeeld moet worden. Wel kan aangenomen
worden dat- in het algemeen dit type niet duurder behoeft te zijn en als dit
inderdaad zoo is, dan is voor bevordering van dezen opzet veel te zeggen. Om er
echter een goed oordeel over te krijgen hebben wij schetsmatig enkele maten genomen
en deze in teekening gebracht. Nu komen wel enkele bijzonderheden naar voren.
Ten eerste, wil men dit type propageeren en bouwen, dan dient het tot een
waardig manif esteerend geheel te worden gemaakt. Voorbeelden van
tot. nu, in dezen geest opgezet, bevredigen niet geheel. Het is alsof er iets aan
ontbreekt. Het is alsof de bedoeling goed is geweest, maar alsof alles iets minder
waardig is en daardoor krijgt het geheel niet het karakter van de oude Friesche
boerderijen. Het is alsof het voorhuis aan de groote schuur hangt en niet een
deel van het geheel uitmaakt. En dit is bij de oude Friesche boerderijen wel het geval.
Aanvankelijk meenden wij dat dit gelegen was in het feit dat bij de nieuwe boerderijen
onder het voorhuis de melkkelder ontbreekt. Deze werkt als een onderverdieping
en hierdoor krijgen ongetwijfeld de oude boerderijen een deftig karakter. Zie fig. 6.
Nu stond ons voor oogen de hierbij geschetste boerderij, waarbij bovengenoemde
kelder ontbrak en die toch in alle opzichten bevredigde. Wij hebben hiervoor een
opmeting in teekening gebracht. De teekening-geeft de hoofdzaak weer. Zie fig. 4 en 5.
En wat blijkt nu? Dat tegenover de groote schuur het woonhuis het niet aflegt,
maar om zoo te zeggen het geheel volledig beheerscht. Hoofdzakelijk
komt dit doordat de dorpstimmerman of bouwkundige die deze boerderij bouwde
een goed oog heeft gehad voor datgene waar het om gaat. En dit is in de eerste
plaats het vertikale karakter. Zonder zich te bekommeren om de schuinte van het
dak van de groote schuur heeft hij het voorhuis afzonderlijk behandeld. Treffend
is ook dat hij niet bang is geweest veel licht in de kamers te brengen. Vele
van de tegenwoordige boerderijen schijnen dan alleen boerderij te zijn als kleine
raampjes in gesloten ruitverdeeling worden toegepast. Ziehier juist het tegendeel.
Dit, verklaart ook waarom, als men bij een Frieschen boer in de woonkamer zit,
men niet een donker vertrek voor zich heeft, maar het mooie heldere licht in stroomen
de ruimte binnenvalt. Het heeft schrijver dezes altijd getroffen welk een heerlijke
lichtverdeeling deze kamers hebben. De bouwkundige die deze boerderij bouwde,
kende het geheim van de goede verhoudingen en wist hiernaar te handelen. Hij
heeft een beetje de hand gelicht in de afscheiding van het voorhuis bij den hals