82 HEEMSCHUT kleine buurtschapje, uit enkele boerderijen bestaande, ligt niet ver van Hoogeveen, aan den weg over Pesse naar Dwingeloo. Heel oud en verwaarloosd zien de Saksische hoeven er niet uit, maar onder de zware eiken liggen ze daar in behaaglijke wanorde dicht bij het smalle beekje, en aan de West- en Noordzijde, grenzend aan het heideveld, liggen de esschen, door dichte houtwallen omgeven. Nergens vormen zij in Drenthe zoo'n fraai en harmonieus landschapsbeeld. Wie het voor het eerst ziet, na enkele dagen lang in de provincie te hebben rondgefietst, gelooft zijn eigen oogen niet, het is een idylle, een sprookje haast. Het wekt voorstellingen schooner dan het gevoeligste gedicht. Hier droomt het oude Drenthe voort, hier ziet men de samenleving der kleine Drentsche agrarische gemeenschapjes in levende geschiedenis voor zich. Als het kón zou dit geheele landschap als heemkundig „openluchtmuseum" in stand moeten blijven. Er is echter meer! Kraloo ligt daar niet „heelemaal alleen op z'n eentje", doch het grenst met zijn heideveld aan het natuurmonument Dwingeloosche Heide, de bekende bezitting van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland. Het vormt er een organisch geheel mee, het Kraloër Veld is een onderdeel van het Geusinger Veld, van het heidecomplex van „Natuurmonumenten". Dat maakt dit landschap nog veel waardevoller, evenals het natuurmonument in beteekenis wint door de aanwezigheid van dit oud-Drentsche idyllische cultuurlandschap. Met de riviertjes aan den rand van het Veld vormt het, cultureel en biologisch gesproken, een eenheid. Helaas was het niet mogelijk deze eenheid tot een altijd-blijvende 'werkelijkheid te maken: het Kralosche Veld, ongeveer 150 H.A., kon niet aan het eigendom van de Vereeniging worden toegevoegd. De eigenaar, één eigenaar slechts, bleek andere plannen te hebben, plannen voor ontginning. Dat zou inderdaad allesbehalve aan dit landschap ten goede komen; het natuurmonument zou zijn vrijen horizon naar het Oosten verliezen, Kraloo zou onherstelbaar geschonden worden. Het verdwijnen van dit gedeelte der heide met mooie en biologisch eveneens belangrijke plassen zou een onduldbare verarming van dit gedeelte van Drenthe beteekenen. De eigenaar ziet in ontginning het tegendeel van, een verarming, voor hem beteekenen een „cultuurwand" aan de Oostzijde van het natuurmonument en de verstoring der landschappelijke harmonie met Kraloo's esch geen verlies. En waar tegenwoordig de drang tot ontginning sterk is, het bijdragen tot de verhooging der bodemproductie als een belangrijke sociale plicht wordt beschouwd, kan men zich indenken, dat de plannen in het eerste stadium van uitvoering gekomen zijn, er staan piketpalen en andere symptomen van cultuurtechnische bedrijvigheid. In zijn gedachte ziet de'ontginner er reeds een aantal forsche boerderijen staan. Dit alles is den man, die het overigens om zijn welstand niet noodig heeft, moeilijk kwalijk te nemen. Maar in dit geval komt er toch een andere factor bij. Het natuurmonument is een nationaal bezit, én uit recreatief, én uit wetenschappelijk en aesthetisch oogpunt van eenige waarde. Het landschap zelf is wij zeiden het reeds het aloude Drenthe in het klein, een openluchtmuseum, voor Drenthe en Nederland van zeer

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1941 | | pagina 12