HEEMSCHUT 81 DWINGELOO-KRALOO. De weemoed over het verdwijnen van Drenthe's heiden wordt nergens inniger en eenvoudiger vertolkt dan in een gedichtje van J. POORTMAN, voorkomende in een boekje „Uut en um oes olde laandschop". Het heet „Now starft de Heide". Wij citeeren er enkele strophen uit: Bried stiet de locht boamt Heidelaand: Fel braandt de zunne van kaant tut kaant, Drok kruult de mèènsen doar 't gèle zaand; Hard bint ze ant warrek veur 't Ni'je laand. Hier starft now de heide; het veld giet dood; Woar vrogger een stroompien was komp now een sloot, En vurt goat de plassen uutet vèènege laand Goat allemoal' dichte; dan bint ze an kaant. Zo komper ni'j lèèmt't olde giet dood Al blif'er ook niks van det is joa gien nood! 't Olde giet dood! Langzaam sterft het oude landschap weg. Wie thans door Drenthe trekt, waar dan ook in deze, vroeger onze eenzaamste, provincie, ziet hoe ingrijpend Drenthe verandert. De groote heidevelden, veelal aan de randen met schilderachtige groene beekdalen omzoomd, verdwijnen het een na het andere. Overal vlamt de gloed van roode daken op groote boerderijen, worden de ont gonnen gronden voor rogge- en aardappelteelt geschikt gemaakt. Drenthe is de laatste jaren in een nieuw kleed gestoken, het „sangen" kleed der heide maakt plaats voor de groene tinten van het land van den boer, de schaapskudden zijn vervangen door zwartbont hoornvee. Ook zijn groote uitgestrektheden vervangen door boschduizenden hectaren van het Staatsboschbeheer strekken zich langs den Hondsrug en over het oude Ellertsveld uit, waarbij, zeer gelukkig, tevens heideruimten met heideplasjes en -veentjes, waardevol om hun schoonheid, flora en fauna gespaard zijn gebleven, zoodat zeker niet mag worden beweerd, dat voor deze en volgende generaties het oude landschap nog slechts een herinnering behoeft te zijn. Zelfs uiterst bekoorlijke niet genorma liseerde beekdalen met hulstgroei, goudveil en andere attracties bezit Drenthe nog, ook heeft het nog romantische stuifzanden met jeneverbes en oude eikenbosschen, met grafheuvels en andere praehistorica. En wie heel aandachtig speurt zal het aloude Drenthe nog op menige plaats terugvinden, soms in schilderachtige fragmenten, soms in een nog weinig geschonden geheel van het oude natuurlandschap in harmonie samengegroeid met het landschap, zooals de mensch, de Drentsche boer, dat in den loop van vele eeuwen gewonnen heeft Om nu van de schoonheid van een dergelijk harmonieus landschap te kunnen genieten dient men naar Kraloo te gaan. Wil men het aloude Drenthe, in miniatuur weliswaar, aanschouwen, dan komt Kraloo in de eerste plaats in aanmerking. Het

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1941 | | pagina 11