80 HEEMSCHUT XXII. DE TUINARCHITECTEN. De B. N. T. begint zijn jaarverslag met een woord van herdenking van zijn eerelid den Heer LEONARD A. SPRINGER, een der oprichters van den Bond, ter wiens eere men in den aanvang van het jaar een retrospectieve tentoonstelling georganiseerd had. Verder organiseerde het Bestuur een rondreizende tentoonstelling van photo's van werk van leden, die in verschillende plaatsen van ons land te bezichtigen geweest is. Het Bestuur was verder actief, zij het ook niet steeds met het gewenschte resultaat, in zake de beplanting van militaire objecten, van de taluds langs de spoorbanen, van rangeerterreinen en spoorwegemplacementen, en het raadplegen van landschapsarchitecten bij werkverschaffingsobjecten. In verschillende gevallen werd samengewerkt met onze W. I. L.-Commissie. Enkele leden van den Bond zijn betrokken bij de beplanting van de te herbouwen boerderijen in de Grebbelinie en de wederopbouwingsgebieden in Oostelijk Noord-Brabant. Een der bestuursleden is adviseur van den Streekplannendienst in Noord-Brabant en landschapsarchitect van het „Noord-Brabantsch Landschap", zoodat de landschapsbelangen in deze provincie in goede handen zijn. XXIII. IT FRYSKE GEA. Het „Friesche Landschap" zendt ons zijn verslag over 1940, het elfde levensjaar van de Vereeniging. Het blijkt daaruit dat de oorlogstoestand nadeelig werkte op de actie ten behoeve van den aankoop en de uitbreiding van het bezit aan de Lindevallei, zoodat de Vereeniging gedwongen werd, een vrij aanzienlijke geldleening aan te gaan, die nog lang op deze bezitting zal drukken. Daartegenover staat, dat het Rijster Bosch behouden en aangekocht kon worden, met hulp o. a. van het Provinciaal Bestuur en de gemeenten in den Zuid-West-hoek van de provincie. Voor het beheer van deze bezitting is een afzonderlijke stichting in het leven geroepen, die beheerd wordt door het bestuur van de Vereeniging en twee leden van Gedeputeerde Staten van Friesland. Hiermee is een gebied van 162 H.A., dat zoowel geologisch, botanisch en faunistisch, als ook als recreatieoord van groote beteekenis is, voor het nageslacht behouden gebleven. Met hulp van Mej. Y. BUISMAN werd verder een deel van de z.g. blauwgraslanden onder Goëngahuizen in zijn natuurlijke gesteldheid bewaard en onder toezicht gesteld. Voor de beplanting van de oevers van de Friesche kanalen stelde de Vereeniging meer dan 3000 elzen en waterwilgen gratis beschikbaar, terwijl in de eendenkooi bij Ezumazijl een begin gemaakt werd met haar in te richten tot een natuurmonument, waar talrijke vogels wijkplaats en broedgelegenheid zullen vinden. Een overzicht van den stand der verschillende bezittingen sluit dit verslag af. B. DE H.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1941 | | pagina 10