HEEMSCHUT 45 dé opvoering van de vakbekwaamheid van den molenmaker beoogt. In dit verband stemt het tot voldoening te" wijzen op de Prinsenmolencommissie, bestaande uit de heeren: Ir. WOUTER COOL, Voorzitter, Prof. M. F. VISSER, Prof. M. BURGERS, Prof. Ir. J. MUYSKEN, Ir. W. N. VAN NOOTEN, leden en Ir. A. HAVINGA, welke reeds gedurende "eenige jaren doende is met een alzijdige studie van technische molenbouw-vraagstukken, waartoe zij in de eerste plaats in staat werd gesteld door de beschikbaarstelling van den te Hillegersberg staanden Prinsenmolen, door het Hoogheemraadschap Schieland, terwijl door samenwerking van verschillende lichamen, waaronder het Lebfonds te Wageningen, de noodige financieele steun werd geboden. Inlichtingen hebben doen weten, dat een rapport over tot dusverre verkregen resultaten eerlang tegemoet kan worden gezien. Waar uit de samenstelling der commissie blijkt, dat zoowel Delftsche als een Wageningsch hoogleeraar daarin zitting hebben, mag daaruit wel de conclusie getrokken worden dat de belang stelling vOor de theoretische problemen welke hier om nadere bestudeering vragen, aan beide hoogescholen aanwezig is, zoodat goede hoop bestaat dat ook verdere samenwerking van onze technische en onze landbouwhoogeschool tot belangrijke resultaten zal voeren. Op welke wijze deze resultaten tot gemeengoed van den molenbouwer te brengen zijn, is een vraagstuk, dat zich geleidelijk zal kunnen ontwikkelen, doch waarvoor het praematuur zou zijn thans reeds richtlijnen te willen aangeven. Een vraagstuk van actueel belang doet zich daarbij echter reeds thans voor; welke materialen onder de huidige omstandigheden beschikbaar zijn en op welke wijze zij zijn aan te wenden in gevallen, waarin tot nieuwen bouw van verloren gegane molens zou moeten worden overgegaan. Dit klemt niet zoo zeer voor de omkleeding van den molen, baksteen en riet. Goed Friesch riet kan, men zou het van dit brooze materiaal niet verwachten, 100 en meer jaren mee en is dus beter bestand tegen atmosferische invloeden dan vele andere materialen. Maar assen, roeden, gaand werk, waarvan de behoefte tot dusverre nog veelal uit afbraak kon worden gedekt, zullen thans moeilijk of niet te verkrijgen zijn. Dit vraagstuk is urgent en ware thans reeds dadelijk bij de bevoegde instanties aanhangig te maken. Door den storm van 13 op 14 November 1940, zijn voor namelijk in Brabant en Gelderland, een dertiental molens ernstig beschadigd, zelfs geheel verloren gegaan, zoodat hier inderdaad van een periculum in mora gesproken moet worden. Ten slotte moge nog op een enkel punt, dat in verband met het bovenstaande van belang moet worden geacht, de aandacht worden gevestigd. Menige molen is ten onder gegaan doordat, wanneer de stichting van een electrisch of motorgemaal ter vervanging van een watermolen bij een polderbestuur in overweging was, naast de keurig uitgewerkte en door blauwdrukken toegelichte offerte van de machinefabriek, slechts een min of meer slordig briefje van den molenmaker ter tafel was. Niet alleen het' maken van een goede en overzichtelijke begrooting, maar ook het brengen daarvan in een vorm die aan moderne eischen voldoet, moet als van belang worden beschouwd, wil de molen de plaats blijven innemen, die

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1941 | | pagina 11