HEEMSCHUT 115 straatverlichting onaangestoken zal laten, is een wenschdroom,. die wel nooit in vervulling zal gaan. Belangrijker, en naar ik hoop meer blijvend, is een ander lichtpunt. Onze Hollandsche molen heeft mijn beeld moge in molenaarsooren misschien vreemd klinken - tegenwoordig den wind mee. Door de schaarschte aan brandstoffen als olie en kolen is men zich plotseling weer bewust geworden van onze typisch vaderlandsche krachtbron, den goeden Hollandschen wind. Molens die al gelaten op afbraak stonden te wachten worden in aller ijl weer hersteld en in dienst genomen, polders worden weer met den wind bemalen, en men hoort zelfs van polderbesturen die voor de bemaling van hun polder leentjebuur spelen bij buren die, verstandiger dan zij, op den wind bleven bouwen. Voor het Bestuur van de Vereeniging „De Hollandsche Molen", dat steeds op de mogelijkheid van dezen gang van zaken gewezen heeft, is het zeker een, zij het ook tragische, voldoening, dat de tijds omstandigheden het thans in het gelijk stellen. Laten wij hopen'dat, als eenmaal weer ruimschoots brandstof verkrijgbaar is, men toch uit dankbaarheid onzen wind zal blijven geven wat hem toekomt, en hem in onze lage landen als nationale krachtbron in eere zal houden, zooals men dit in de berglanden met het stroomende water doet. Maar ook op meer geestelijk gebied heeft onze beweging thans den wind mee. Het is namelijk een niet te ontkennen feit, dat juist in en door wat wij geleden hebben de belangstelling voor al wat vaderlandsch, wat „inheemsch" is, opgebloeid is. Men erkent zijn bezit vaak pas goed, als men gevaar loopt het te verliezen, en waardeert het vaderlandsche eerst recht, wanneer dit door bedreiging van buiten dreigt verloren te gaan. De begrippen „Heemschut" en „Heemkunde" doen tegenwoordig opgeld, en wij zijn uit den aard der zaak de laatsten, dit te betreuren.'Toch houdt deze plotselinge belangstelling ook gevaren in. Een windje in den rug is den schaatsenrijder op onze plassen welkom, maar een harde storm kan hem doen vallen, of .in een richting drijven, die hij niet had willen inslaan. „Heemschut" en „Heemkunde" mogen geen modewoorden van den tijd worden, en vooral geen vaan, waaronder men denkt, zijn eigenbelang te kunnen bevorderen. Wanneer een van onze groote uitgevers een bont allegaartje van boeken, soms al van jaren her dateerend, plotseling op de markt gaat brengen als een „Heemkundeverzameling", houden wij ons hart vast hoe ver men op dien weg nog voort zal gaan. Laten Marken en Volendam ons een waarschuwend voorbeeld blijven, de Heemschut-gedachte steeds vrij te houden van alle commercialisme. Maar. laat ik liever een paar verheugende uitingen van dien opbloei der belang stelling vermelden. De Stichting tot Documentatie van landelijke Bouwkunst, waarvan de eerste grondslag al voor den oorlog gelegd werd, is nu tot stand gekomen, door de samenwerking van de besturen van onzen' Bond, van den Bond van Nederlandsche Architecten en Architectura et Amicitia. Wij wenschen den Heer WlEGER BRUIN, die "den stoot tot deze stichting gegeven heeft, geluk dat hij zijn doel nu in eerste instantie bereikt heeft, en hopen dat de werkcommissie van de Stichting op rijke resultaten zal mogen bogen. Een tweede feit, dat ons verheugde, was, dat de Uitgeversmaatschappij ALLERT DE LANGE besloten heeft tót de uitgave van een aantal boekjes, die tezamen den naam van „Heemschut-serie" zullen dragen en onder de auspiciën van onzen Bond zullen verschijnen. In ons Maandblad heeft U kunnen lezen, dat een eerste serie van zes op stapel staat, en gedeeltelijk al verschenen is. In hët bijzonder zijn het het deeltje van 'onzen Secretaris over de Historische Schoonheid van Amsterdam, van ons Bestuurslid SCHUKKING over de Oude Vestingwerken 'van Nederland, en van ons Bestuurslid VAN RlJCKEVÖRSEL over de Windmolens, die het meest uit

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1940 | | pagina 5