HEEMSCHUT
83
wij ons met een adres tot de Colleges van Gedeputeerde Staten hadden kunnen
richten met een door ons voor te stellen door de Gemeenten in te voeren Model-
Verordening. Mede door het uitbreken van vden oorlog is daarin echter vertraging
gekomen. Wij hadden ons n.1. reeds, eenigen tijd geleden over deze zaak in ver
binding gesteld met het Bestuur der Federatie van Provinciale Schoonheids-
Commissies, die zich eveneens voor dit vraagstuk interesseert. Terwijl de uit de
W.I.L. aangewezen Commissie met hare studie en in te dienen nota gereed was
gekomen, en wij deze aan de Federatie hadden toegezonden, is tengevolge van
de tijdsomstandigheden een gezamenlijke bespreking vooralsnog onmogelijk gebleken,
zoodat wij dit thans nog even moeten laten rusten. Inmiddels kunnen wij ter gerust
stelling mededeelen, dat in de laatste jaren verscheidene gemeenten, vooral in de
noordelijke provincies, reeds zoodanige maatregelen hebben getroffen, dat het
bedoelde euvel aldaar vrijwel aan banden is gelegd. Toch blijft een nadere actie
onzerzijds gewenscht.
Intusschen hebben wij een schrijven gericht tot het College van B. en W. van
Zwolle inzake een aldaar op te richten autobelt, die naar wij vreesden de omgeving
in ernstige mate zou kunnen ontsieren; daarop is van dit College een geruststellend
antwoord ontvangen.
Behalve de vroeger reeds vermelde adressen heeft onze Commissie ook nog een
schrijven gericht tot het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht
betreffende twee zeer belangrijke wegen in dat gewest; de eerste betreft de
niettegenstaande onze herhaalde pogingen blijkbaar niet te keeren gedeeltelijke
demping, terwille van verkeersverbetering, van de zoo schilderachtige Lopiker
Wetering. De tweede betreft den voorgenomen aanleg van de nieuwe wegverbinding
VinkeveenLoenersloot. Aangezien in beide gevallen naar onze meening groote
landschappelijke belangen op het spel staan, hebben wij in een adres aan boven
genoemd College bepleit, dat voor beide gevallen tijdig de medewerking van een
bekwaam en ervaren landschap-architect zal worden ingeroepen.
Bouwraad. Het is ons een genoegen te kunnen mededeelen, (dat de Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een vertegenwoordiger van den Bond
Heemschut en een van onze Commissie benoemd heeft tot buitengewone leden
van den Bouwraad, in hoofdzaak ter beoordeeling van de plannen voor nieuwe
bruggen van den Rijkswaterstaat; de taak van onzen vertegenwoordiger is daarbij
speciaal te beoordeelen, in hoeverre de ontworpen brug zal passen in het landschap.
Voor onze Commissie was daartoe aangewezen de Heer TERSTEEG;-'toen deze
om gezondheidsredenen heeft moeten bedanken, heeft de Minister hem doen ver
vangen door ons lid den Heer ROETERS VAN LENNEP.
Wat de samenstelling onzer Commissie betreft, zoo herdenken wij met groot
leedwezen het feit van het overlijden van ons medelid, den Heer D. E. WENT1NK,
die van de oprichting onzer Commissie steeds een trouw en belangstellend lid is
geweest. De Heer VAN LONKHUYZEN, eveneens een zeer gewaardeerd lid onzer
Commissie, ruimde bij zijn aftreden als Directeur der Ned. Heide Maatschappij
zijn plaats in voor zijn opvolger, den Heer C. VAN DEN BUSSCHE. Als leden
onzer Commissie traden toe de Heeren Dr. Ir. W. C. KLEIN en Ir. P. VERHAGEN.
H. Cleyndert Azn.,
Secretaris van de Commissie W.I.L.