HEEMSCHUT
27
NATUUR IN NOOD
Zijn wij zoo prozaïsch aangelegd, zoo ongevoelig voor natuurgenot en-schoonheid,
dat het ons volkomen onverschillig laat hoe ruw er tegenwoordig met het Neder-
landsche landschap omgesprongen wordt? Hebben de oorlogsomstandigheden zoo'n
onheilsmacht over de regeerders en hun raadgevers in de ministeriëele departementen
gekregen, dat men zich niet meer bekommert over de toekomst van ons vaderland,
wat zijn natuurschoon betreft? Wie de laatste vergadering van de Contactcommissie
inzake Natuurbescherming waarbij ongeveer dertig nationale en provinciale
organisaties voor natuurbescherming, natuurwetenschap, toerisme en kunst aangesloten
zijn bijwoonde, zal geneigd zijn om bovenstaande vragen bevestigend te beantwoorden.
Nooit meer dan daar kwamen wij onder den indruk van den noodtoestand van ons
natuurschoon, nimmer werden ons zoo duidelijk de werkelijke groote gevaren
geschilderd als in deze vergadering. Ir. W. G VAN DER KLOOT gewaagde van
een „wilden stroom" van gevaren. Inderdaad, indien men zich goed realiseert wat
de geweldige uitbreiding der werkverschaffing op grond van het rapport-WESTHOFF
beteekent, wat verder de uitbreiding van cultuurgronden ingevolge de bodemproductie
tengevolge kan hebben, wat wij ook in steeds grootere ruimten aan woningbouw,
wegenaanleg en andere belangen moeten afstaan, zal de schrik om het hart slaan.
Het bleek noodig in deze vergadering om een telegrafischen wensch tot den
minister te richten teneinde tot sluiting der ganzenjacht over te gaan, nu de stand
van dit wild zoo door de slechte weersomstandigheden wordt bedreigd. De vrees
werd uitgesproken, dat de vischotter uit ons land zal verdwijnen, de laatste
exemplaren dreigen te worden weggevangen. De laatste, altijd de laatste! Maar
nog erger is, dat heele landschaps- en vegetatietypen uit Nederland dreigen te
verdwijnen! De laatste heiden, de laatste beken, de laatste hoogvenen, de laatste
wijde natuurruimten altijd gaat het om de laatste resten, en zelfs voor het
behoud van deze resten moet krachtig gevochten worden. Wij kunnen deze resten
niet missenOns land is een der dichtstbevolkte landen van Europa, over een
halve eeuw is misschien het dichtstbevolkte: 11 millioen op een ruimte van nog
geen 31/2 millioen hectaren, een land vol met woningen, wegen, fabrieken, een
land, dat buiten de stranden en' schorren eigenlijk overal bruikbaar is voor
ongetwijfeld nuttige doeleinden. In geen enkel land is de bodem zóó te gebruiken
als in Nederland, alle woeste natuurgronden zijn geschikt te maken voor bouw
terrein of voor landbouw en veeteelt. Dag in dag uit worden er groote stukken
weggehapt, de eene na de andere cultuursteppe ontstaat, onherkenbaar worden de
mooiste landschappen in Nederland veranderd. De flora en fauna, in oorspronkelijke
omgeving het mooist, worden teruggedrongen in de reservaten, welke echter lang
niet overal aanwezig zijn. Van onze woeste gronden, die heerlijke zwerfterreinen
voor den stedeling, die ontspanning zoekt in de „vrije" natuur, zal over zes a tien
jaar niets meer over zijn, wanneer niet bijtijds aan de werkverschaffing voor dit
werk een halt wordt toegeroepen. Zonder in voldoende mate rekening te houden
met andere nationale belangen gaat de Dienst voor Werkverruiming zijn gang,
blijkbaar sluit men zijn oogen voor de toekomst, waarin er toch óók, ja juist!,
voor het Nederlandsche volk natuurruimten noodig zullen zijn! Of dan maar weer
parken aanleggen, na eerst het onvervangbare aanwezige natuurschoon te hebben