HEEMSCHUT 23 DE WEG IN HET LANDSCHAP De Commissie van dezen naam (W.I.L.) heeft het laatste halfjaar wederom velerlei werkzaamheden kunnen verrichten. Wij vonden aanleiding om ons gezamenlijk met de Koninklijke Ned. Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde te wenden tot de Directie der Nederlandsche Spoor wegen inzake de landschappelijke behandeling van de hermen en taluds der spoorbanen en van de stations-emplacementen. In een onderhoud met den Chef van den Dienst van Weg en Werken betoogden wij de wenschelijkheid dat daarvoor gebruik zal worden gemaakt van de hulp van bekwame deskundigen op het gebied van de verzorging van tuin en landschap, alsmede van den Dienst van het Staatsboschbeheer. Voorts bepleitten wij, dat de Nederlandsche Spoorwegen zooveel in hun vermogen is zullen medewerken om de ontsierende bebouwing langs de Spoorwegen tegen te gaan. Wij mogen met dankbaarheid erkennen, dat de Nederlandsche Spoorwegen blijk hebben gegeven de bovengenoemde belangen zooveel mogelijk te willen behartigen. Inzake de ontsierende bebouwing, in het bijzonder die waarbij de huizen met den achterkant naar de spoorbaan gekeerd zijn, heeft onze Commissie zich gewend tot alle Colleges van Gedeputeerde Staten met een adres, waarin wij hun verzoeken te willen bevorderen, dat in de gemeente lijke uitbreidingsplannen dergelijke bebouwing zal worden vermeden. Verder heeft de Commissie een adres gericht tot den Raad der Gemeente Leeuwarden, met het verzoek tot herziening van het ter visie liggende uitbreidingsplan, waarin een dergelijke ontsierende bebouwing voorkomt. Wat de Nederlandsche Sierteelt-Centrale betreft, zoo hebben wij na besprekingen met het Bestuur van Het Geldersch Genootschap, gezamenlijk een adres gericht tot den Minister van Economische Zaken waarin wij, gezien de in landschappelijk opzicht onbevredigende resultaten, verkregen met het door deze Centrale aangekochte plantmateriaal, hebben verzocht dit overtollige materiaal te doen vernietigen, hetgeen naar onze meening ook in het economisch belang der kweekers zal zijn. De Minister heeft geantwoord, hieraan geen gevolg te kunnen geven, doch heeft een Commissie ingesteld, welke tot taak heeft aan de Sierteeltcentrale adviezen van aesthetischen- en dendrologischen aard te geven. Aangaande de Benzinestations valt te vermelden, dat, na de adressen door onze Commissie en door Het Geldersch Genootschap terzake tot den Minister van Waterstaat gericht, er een bespreking heeft plaats gehad van vertegenwoordigers van beide organisaties en van de vier groote petroleum-concerns met een der Hoofdingenieurs van het Departement van Waterstaat. Hierbij is gebleken, dat deze concerns gaarne bereid zijn, om ten opzichte van uiterlijk en plaatsing der stations met de aesthetische eischen ook wat betreft het landschap zooveel mogelijk rekening te houden. Verder heeft de Commissie de volgende adressen doen uitgaan: aan het College van Gedeputeerde Staten van Drenthe inzake de wenschelijkheid van de omlegging van de te verbeteren provinciale wegen om de dorpen of

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1940 | | pagina 5