36 HEEMSCHUT BOEK EN TIJDSCHRIFT In het 'Weekblad, voor Gemeentebelangen van 23 Dec. '38 schrijft de heer M. VAN DER VEUR te Middelburg over het behoud en herstel van historische gevels van gebouwen in particulieren eigendom. Wel, zoo betoogt hij, leggen Rijk en Gemeenten voortdurend aanzienlijke bedragen ten koste aan historische monumenten maar dat zijn dan doorgaans openbare gebouwen, kerken of huizen in eigendom bij de gemeenten. Hij acht het dringend noodig, dat de gemeenten systematisch over het behoud van het particulier eigendom, hare zorgen gaan uitstrekken i. e. gelden daarvoor beschikbaar stellen. De schrijver stelt ons de schoone stad Brugge ten voorbeeld en ontwerpt aan de hand van de daar geldende verordening, een regeling welke mutatis mutandis voor al onze gemeenten (die nog wat interessants hebben) zou kunnen dienst doen. Wat de schrijver wil is duidelijk. Hij betreurt met alle leden van Heemschut, Hendrick de Keyser, Oudheidkundig Genootschap, Haerlem en zooveel anderen dat zoovele prachtige gevels van particuliere woonhuizen zichtbaar (en voelbaar want de steenen vallen u soms voor de voeten) langzaam maar zeker te gronde gaan omdat de gelden niet te vinden zijn tijdig tegen verval in te grijpen, noch bij den eigenaar noch bij vereenigingen als hiervoren genoemd (omdat die daarvoor over te weinig krachtige middelen beschikken), terwijl van de gemeentebesturen slechts bij uitzondering hulp op wat breede schaal wordt geboden. De heer VAN DER VEUR vaart ten aanzien van het ontbreken van voldoende overheidssteun bij het behoud van historisch of aesthetisch schoone bouwsels dezelfde koers als de Heer Mr. Dr. E. J. BEUMER, die op 28 September j.1. in zijne voor treffelijk gedocumenteerde rede voor de vereeniging Hendrick de Keyser gehouden, met cijfers aan de Rijksbegrooting voor 1939 ontleend, heeft aangetoond hoe uiterst klein het bedrag is, uitgetrokken voor subsidiën en andere uitgaven voor het onderhoud en de instandhouding van historische gedenkteekenen en van gebouwen, welke oudheidkundige- of kunstwaarde hebben. Uiterst klein zijn die bedragen zoowel in verhouding tot het geweldige of zelfs gewelddadige eindcijfer van de geheele rijksbegrooting, alsook en dit is belangrijker in verhouding tot de cultureele belangen waar het om gaat, want, zoo zegt de heer BEUMER ongeveer, het gaat hierom of prachtige kerken, oude stadhuizen, indrukwekkende torens, aan den ondergang zullen worden prijsgegeven of, slechts ten deele en onvoldoende hersteld, zullen worden afgebroken, omdat de lange tijd van verwaarloozing herstel te kostbaar of onmogelijk zal hebben gemaakt. Dat alles is waar en het zou zeker een goed ding zijn als de Minister van O., K. en W. de desbetreffende post verviervoudigde en alle gemeenten, in den geest van den Heer V-. D. VEUR, een vaste post op de begrooting brachten, zij het klein, om daaruit iets te doen tot behoud van gevels, de particuliere niet uitgezonderd. Het gaat trouwens niet alleen om een ideëel doel, maar ook om het practisch gemeentebelang: het vreemdelingenverkeer. Billijkheid gebiedt echter te erkennen dat er ook door de overheid nog veel wordt gedaan om oude gevels van particuliere huizen te behouden en tot ouden luister terug te brengen. Vereenigingen als Hendrick de Keyser vinden zich dan vaak financieel gesteund door Rijk, Provincie en Gemeente met bijdragen welke veelal de helft tot driekwart van de totale restauratiekosten bedragen. In een enkel geval werd ook het inwendige van het huis daarbij betrokken. v. S.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1939 | | pagina 15