DE BAKENESSERGRACHT TE HAARLEM
JACOBUS VAN LoOY, Haarlemmer, was een veelzijdig kunstenaar. Zijn schilder
en teekenkunst is te bewonderen in het ,,Huis van Looy" aan den Kleinen Hout
weg te Haarlem. Zijn litterair werk, ook daar aanwezig is alom bekend. Een
aardige vondst daaruit, ons toegezonden, geeft een inzicht hoe JAC. VAN LOOY
de schoonheid der oude steden zag en hoe hij dacht over het dempen der grachten
dat in zijn tijd geschiedde. Het is wel goed dit naar voren te brengen nu zooveel
geschreven en gesproken en gedacht wordt over de mogelijkheid om de Bakenesser-
gracht, een der laatst overgebleven grachten van Haarlem met zand te vullen.
Uit „Jacob" van VAN LOOY blz. 26: Meester JlIULSEN (JACOB'S leeraar)
werd kwaad als iemand iets ten ongunste van die „oudheden" (van de stad
Haarlem) zei, van al die-sta-in-de-weg's en vloekte achter z'n grooten ezel zittend
tegen de doordrijvers en betweters die het stadsgezicht bedierven en niet zouden
rusten voor alle grachten waren gedempt. Hij had een boozen brief aan THORBECKE
geschreven die in de Tweede Kamer had gezegd: dat kunst geen regeeringszaak
was. JACOB hield óók veel van de witte 'brugleunings, zooals hij van de witte
paaltjes hield, die schuin bij den ingang van donkere lanen den grond uitsteken,
om 's avonds den weg te wijzen en hij kon van dempen meepraten ook. Want
toen de smalle gracht gedempt was, hadden al de scholieren van de stadsscholen,
en die van het Weeshuis, al hadden die daar nooit mee te maken gehad, mee in
de reek mogen loopen, en ieder met een vlaggetje in de hand:
„Zij zag tot meenger ongerief En kaapte bal en tollen.
Diens pet in het water rollen, Maar ze is gedempt, de pet omhoog,
Ze was een echte knikkerdief Hoezee, hoezee, de gracht is droog."