KONING LEOPOLD OVER DE NATUUR HEEMSCHUT 111 Hoewel Heemschut ongaarne met schaar en lijmpot werkt, mogen we uit het Algemeen Handelsblad van 22 November 1938 wel overnemen wat daarin de Heer Mr. P. G. VAN TlENHOVEN schreef: Met waardeering las ik hedenmorgen in uw blad het artikel over Koning LEOPOLD als Natuurbeschermer, waarin een deel van het levenswerk van Zijne Majesteit naar voren werd gebracht, waarmede Hij door Zijn persoonlijke actie resultaten heeft bereikt, die alle natuurvrienden met erkentelijkheid vervullen. Als voorzitter der Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland en in het bijzonder als voorzitter van de Nederlandsche Commissie voor Internationale Natuurbescherming, veroorloof ik mij hieronder enkele mededeelingen te laten volgen, die terecht Koning LEOPOLD, zooals in de „Mededeelingen nr. 10" onzer Commissie staat aangegeven, den naam van den „K oninklijken Drager der Natuurbeschermingsgedachte" doen verdienen. Immers, behalve het werkzaam aandeel, dat Hij genomen heeft in het behoud van natuurterreinen in België zelf, is het aan Hem en aan Koning ALBERT te danken, dat in de Congo enkele natuurparken werden gesticht, ter grootte van ruim 100.000 ha., waarvan het Pare Albert een ieder bekend zal zijn. De rede, welke Zijne Majesteit op 16 November 1933 voor de African Society te Londen gehouden heeft, behelst als het ware de geloofsbelijdenis van allen, die zich met de natuurbescher ming bezig houden en ik kan niet nalaten hier enkele passages uit deze belangrijke rede aan te halen, vertrouwende dat uw lezers belang zullen stellen in deze wel sprekende woorden. Deze rede van Koning LEOPOLD werd volledig opgenomen in de Mededeelingen nr. 10 der Nederlandsche Commissie voor Internationale Natuurbescherming. „Indien ooit een onderwerp buiten onze menschelijke gezichtseinders reikt, dan is het wel de bescherming van die eeuwige goederen, waarvan wij de tijdelijke bewaarders zijn, verantwoordelijk tegenover komende generaties. Hebben wij eenig recht willekeurig den aard der dingen te wijzigen, zonder ons daarbij te bekommeren over de gevolgen, die met onze tegenwoordige, onvolledige kennis van het heelal voorzien kunnen worden? „De verdwijning van een beschaving is zeer zeker een groot verlies, doch de mensch draagt de kiem van haar herleving in zich, want hij heeft de macht een nieuwe cultuur op te bouwen in de plaats van die, welke verdwenen is. De ver delging, daarentegen, van een levend bestanddeel der schepping, is een onherstelbaar verlies, want de mensch is niet bij machte dit te herscheppen. „De dwalingen, op dat gebied in het verleden begaan, kunnen in de onwetendheid van onze voorouders verschooning vinden. Onze nakomelingen zullen echter voor ons een dergelijke verontschuldiging niet maken: ons geslacht heeft door ervaring geleerd en het erkent niet willekeurig te mogen beschikken over dingen, waarvan het mogelijk nut niet kan worden voorzien. „De studie van geographie en biologie in haar verschillende stadia zal ons leeren dat natuurlijke factoren de meest uiteenloopende uitingen van menschelijke werkzaam heid beheerschen, en hierin ligt de kern van het belang van natuurreservaten. „De natuurbescherming brengt vraagstukken van algemeen belang naar den voorgrond, waarvan de oplossing niet kan worden overgelaten aan op zich zelf staande groepen, wier werkzaamheid noodzakelijkerwijs beperkt is en die als zoodanig niet in staat zijn de doeltreffende maatregelen, welke noodig zijn, door te voeren. „De Staat alleen kan en moet de verantwoordelijkheid op zich nemen van de beschermings-zorg, welke het belang van de geheele menschheid in haar moreele, sociale, economische en cultureele ontwikkeling behartigt."

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1938 | | pagina 6