HEEMSCHUT
103
5. Elke letter behoort in zuiver doorloopende lijnen te worden geschreven, nergens
in de buigingen door een knik te worden verstoord.
Het karakter van de schrijfletter wordt bepaald door: de sierlijkheid, hetlooperide
van het schrift.
Vóór alles moeten wij deze twee eigenschappen voor oogen houden. Dit wil dus
zeggen, dat alle opmerkingen over de onderdeelen, welke hierna volgen, de twee
genoemde eigenschappen tot doel moeten hebben. Het „sierlijke" wil hier niet
zeggen: veel krullen aan de letters toevoegen. Elke haal, elke lus van de schrijfletter
wejke zuiver, gaaf wordt getrokken, is sierlijk.
De schrijfletter is ook vóór alles: penseelstreek. Van een staande letter (blokletter
en andere) is het mogelijk den vorm te construeeren met behulp van teekenhaak,
driehoek en passer. Bij een schrijfletter is dit onmogelijk; de vorm ligt in de streek
van het penseel. Nu wil dat natuurlijk niet zeggen, dat het goed is, zooals de
penseelstreek uitvalt. Wij dienen wel begrip te hebben van de lijnen, welke door
het penseel getrokken zullen worden.'
Ten eerste dan "het begrip van den grooten neerhaal in de hoofdletters B, D, F,
H, I, enz. (Zie figuur la). Wij zien ten opzichte van de hartlijn, dat de vorm aan
in een tegengestelde booglijn. Aan de achterzijde (dus rechts van de hartlijn)
loopt de vorm van boven af in een holle booglijn, maar gaat al dadelijk, dus
boven het midden, vloeiend over in een tegengestelde booglijn, nadert alzoo
langzaam de lijn aan de voorzijde en loopt, met deze vereenigd, dóór, in den
beneden omhaal of krul. De overgangen van de bogen zijn ongeveer aangegeven.
In de teekening is het overdreven aangetoond, om het begrip duidelijk te doen
uitkomen. In figuur lb is het normaal geteekend en daarom ook niet zoo duidelijk
sprekend, maar tóch ziet ge dadelijk, dat het beloop véél mooier is dan in figuur lc.
Door het gemis van het begrip loopen hier de voor- en achterzijde, gedeeltelijk
parallel. Figuur lc is dus voorbeeld hoe het niet moet. Deze neerhaal is slap en
kan niet voldoen aan de twee eigenschappensierlijkheid en het mooi loopende
van het schrift. Voorts: in de hoofdletters komt de absoluut rechte lijn niet
voor, behalve natuurlijk de rechte deelen in de letters U en Y. Als bijvoorbeeld
de binnenkant van den grooten neerhaal van de letters C of G of A in het midden
gedeelte recht wordt geschilderd, dan wordt de letter houterig, stijf en mist weer
de twee karaktereigenschappen. Toch moet de buiging in die lijnen maar uiterst
weinig zijn. Het verschil met de rechte lijn is gering, dus een kwestie van begrip
en gevoel. Indien de bedoelde lijnen iets te veel gebogen zijn, dan is het voor
name en het kloeke van de letter dadelijk aangetast. Die gevoelige buiging van de
binnenkantslijn geldt óók voor de kleine letters in de gebogen neerhalen. (Zie figuur 2).
de voorzijde (dus links van
de hartlijn) van boven af in
een flauwe booglijn ligt tot
ver onder het midden; ver
volgens gaat die lijn naar
beneden zacht vloeiend over