88 HEEMSCHUT hun bcteekenis voor de wetenschap, het vaderland, den boschbouw of de jacht van algemeen belang is. Over de motieven, die tot deze onderscheiding aanleiding hebben gegeven zou heel veel te zeggen zijn, maar wij bepalen ons hier tot d., de landschapsbescherming, een uitbreiding van het natuurbeschermingsstreven, die wij ook hier te lande vooral in de laatste jaren met hun ontginningen, normaliseeringen en talrijke cultuur technische werken hebben leeren kennen. De maatschappelijke waarde, het volks belang der natuurbescherming is daardoor in belangrijke mate toegenomen. Veel hangt er van af hoe dit mooie werk wordt opgevat, in hoeverre dus in de veelheid van de betrokken belangen de schoonheid van het eigen heem wordt gehandhaafd. Art. 5 der Wet maakt duidelijker wat onder de bedoelde landschapsdeelen wordt verstaan. Allereerst wordt, wellicht ten overvloede, opgemerkt dat er niet natuur monumenten en natuurbeschermingsgebieden (de groote oppervlakten of reservaten) onder worden verstaan. Het zijn gedeelten van het landschap die bijdragen „zur Zierde und Belebung" van het landschap of in het belang van de dierenwereld, in het bijzonder van de zangvogels en de „kleine jacht" behouden dienen te blijven, bijv. boomen, boomgroepen en boschjes, lanen, walheggen en andere heggen, evenals parken en kerkhoven. De bescherming dient dan om het landschapsbeeld voor beschadiging te behoeden. Iedereen weet, hoe boschjes, boomgroepen en heggen een cultuurlandschap kunnen verfraaien. In ons land zijn uitgestrekte gebieden waar voor een natuurmonument of natuurreservaat geen grond meer in aanmerking komt: alles wat van belang was verdween voor velden met aardappelen, graan en gras. Toch zijn er nog vele onderdeelen van het oude mooie landschap, struikgewas, heggen, boomen bewaard gebleven, zooals in Limburg. Voor de bescherming van dit natuurschoon dient nu art. 5. Het zijn juist de onderdeelen, die den laatsten tijd zooveel in werkverschaffing zijn opgeruimd, zooals wel heel duidelijk bleek uit de rede van den heer ARRIËNS over de ontluistering van den Gelderschen Achterhoek, gehouden op de vergadering van de Contact-Commissie inzake Natuurbescherming ten vorigen jare. Intusschen bepaalt de bescherming zich niet tot dergelijke vrij eenvoudige voor beelden. Eigenlijk omvat zij het geheele vrije landschap. De Wet wenscht nu dit geheele landschap tegen ontsiering te beschermen. Te beschermen tegen de schadelijke invloeden der industrialisatie, aanleg van wegen en kanalen, bebouwing en ontginningen. Ook de rivieren en beken vallen er onder, zoo zij niet in haar geheel het karakter van een natuurreservaat bezitten, dus met haar dalen ongerept zijn, haast niet van de cultuurinvloeden hebben geleden. In ons land komen ook gedeelten van het rivier- en beeklandschap zeker in aanmerking om gereserveerd te worden, doch grootendeels behoort het tot de „andere landschapsdeelen" van art. 1 der Duitsche Rijkswet. Het grootste deel van het landschap in een modernen cultuurtechnischen staat is te weinig ongerepte natuur, te veel veranderd door woningbouw, wegenaanleg, land- en tuinbouw, industrie, om aTs" zuiver ha'fuur-' reservaat te kunnen worden aangewezen. Daarom verdient dit landschap waarlijk niet minder onze aandachtIeder kent de onaangename gevolgen der werkver-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1938 | | pagina 8