HEEMSCHUT
95
scherp en gaaf getrokken lijnen van de schrijfletter op een mooi gelakte deur,
verhoogt het aanzien van het lakwerk en geeft cachet aan de entree van het huis
niet alleen, doch geeft óók bewust een indruk van den bewoner, evenals zijn
visitekaartje dat doet: het is immers zijn naamkaartje. Nu kunnen wij ons afvragen:
is in onzen tijd de schrijfletter nog voor dezelfde doeleinden aan te wenden als
vroeger? Naar mijn meening: neen. Er is te veel veranderd. In moderne kantoor
gebouwen, waar vele firma's zijn gehuisvest, zijn de vele opschriften op toegangs
deuren, loketten en op borden in hal en corridors, uitgevoerd in een sobere
karaktervolle strakke blokletter, duidelijker, rustiger en ook beter in overeenstemming
met de strakke zakelijke architectuur, dan de schrijfletter. Voorts, een schrijfletter,
toegepast op een mooi-glanzende expeditie-auto van een handelshuis kan zeer fijn
staan, maar is niet doelmatigslecht leesbaar tijdens het rijden van den wagen.
Dus sterk af te raden. Een goed uitgevoerde fantasie schrijfletter, in den zin van
quasi-nonchalant schrift, kan hier uitzondering zijn. Uit het oogpunt van vlotte
reclame kan dit voldoen, doch verwacht men behalve duidelijkheid en vlotheid,
óók een decoratieve verdeeling van het vlak door middel van de letters,, dan
komt óók de fantasie-schrijfletter niet in aanmerking. Zoo is er meer.
Waar is de schrijfletter dan wèl op haar plaats? Allereerst, mits fijn en beschaafd,
voor den naam op de woonhuisdeur, zelfs wel van een modern gebouwd huis.
Voorts óók voor firmanaam of ander klein opschrift op de onderpui van een oud
grachtenhuis. Ook wel voor beknopte aanwijzingen in de gangen, op deuren van
een oud huis, als daar verschillende afdeelingen van een kantoor zijn ondergebracht.
Waarmede ik natuurlijk niet wil zeggen, dat het hief de aangewezen letter is.
Voorts geeft de schrijfletter ook voldoening op de winkelruit of op een plaat voor
een fijne zaak, als het niet in de eerste plaats de bedoeling is, eén sterk sprekende
reclame te hebben.
Het beoefenen van de schrijfletter door den schilder.
Het beoefenen is in de eerste plaats: het leeren zien waarin het mooie van de
letter schuilt en waarin het verschilt van het slechte schrift. Dus: het oog moet
geoefend worden (ook al zijn wij in het bezit van goede schrijflettermodellen) om
te leeren opmerken. Dit leeren zien is niet enkel een zaak van even goed opletten,
wanneer door een ander achtereenvolgens de verschillende punten worden behan
deld of aangewezen, maar het is ook later steeds weer, zoowel tijdens practische
oefening als bij practisch uitvoeren een voortdurend pogen, goed te zien.
Scherpe zelfcritiek kan niet achterwege blijven, ook niet als de studietijd reeds
lang achter den rug ligt. Zelfcritiek is trouwens vanzelfsprekend voor ieder, die
in zijn vak lust heeft en vakkundig werk wil voortbrengen. Zoo iemand is critisch
op eigen werk, eenvoudig, omdat hij het niet laten kan. Dat behoeft geenszins
ontmoedigend te werken, want hoe kunnen wij fouten of onvolkomenheden over
winnen, als wij ze niet kennen.
(Wordt vervolgd.)