94 HEEMSCHUT Sindsdien is er echter veel veranderd. De stad is evenals vele kleinere plaatsen in betrekkelijk korten tijd ontzaggelijk uitgegroeid. Er groeit een nieuw geslacht op en er komen vele lieden van buiten, die de zich vergrootende stad bevolken. Ook raakte langzaam aan de tijd voorbij, dat het jongmaatje bij zijn patroon in de leer is en zijn ambacht leert aan de werkplaats en op het karwei. Gelukkig staan er nu andere wegen open om den opgroeienden jongen schilder in zijn vak tot in alle onderdeelen te bekwamen, óók in Zefferschilderen. Waar vroeger slechts weinigen onder de schildersgezellen het schilderen van letters behoorlijk verstonden, zijn nu velen, die een goede vakschool hebben doorloopen, wel in staat behoorlijk, sommigen zelfs voortreffelijk werk op dat gebied uit te voeren. Alléén de schrijfletter is er in het algemeen armoedig afgekomen. Blijkbaar is er vroeger weinig of geen contact geweest tusschen de vakscholen en de bekwame penseelschrijvers van die dagen, wier -nobele schrijfletters gaandeweg minder opvielen in de uitbreidende zich moderniseerende stad. Op verschillende vakscholen beschikte men over schrijfletter modellen, waarvan men meende, en nog wel meent, dat ze goed zijn, maar men kende veelal het prachtige penseelschrift ook niet, waarmede in het bijzonder, zooals ik al zeide, Amsterdam een vooraanstaande en leidende positie innam. Daarmede was ook weggevallen de mogelijkheid om de eigen lettermodellen en de beoefening daarvan te toetsen aan het kloeke en toch zoo elegante voorname letterschrift der genoemde meesters. Van het oude schildersgeslacht zijn thans velen niet meer in de zaak of zelfs niet meer in leven, en onder de opgekomen schilders gezellen zijn er nu velen, die niet eens een opleiding op een vakschool hebben genoten; die het ambacht „te hooi en te gras" hebben geleerd. En zoo is in Amsterdam zelfs van lieverlede bij de meeste schilders niets meer bekend van die glorie der schrijfletters en velen hunner, meenende dat ze al een aardige letter kunnen schrijven, knoeien er onbarmhartig op los. Men vindt zoo hier en daar in Amsterdam nog zeer zeker een goed geschilderde schrijfletter, maar in de groote stad valt dat niet een ieder zoo speedig op, en die schilders, die over eigen werk zoo gauw tevreden zijn, meestal dezelfden, die dat ongenietbare werk maken, merken het blijkbaar in het geheel niet op en zijn geheel ongevoelig om eigen werk te vergelijken met het betere. Wat mij voorts geheel onbegrijpelijk voorkomt, is, dat op menige deur van villa of woonhuis in de moderne buurten en ook wel van oude grachtenhuizen in de binnenstad, de naam in knoeierige schrijfletters staat geschreven, waaruit toch blijkt, dat de bewoners dit slechte werk hebben geaccepteerd. Al is men een leek en kan men de finesses niet begrijpen of beoordeelen, kan men dan niet opmerken, dat bijv. de letters niet allen even schuin zijn geplaatst; dat er valsche knikken in de gebogen lijnen voorkomen; soms: dat het wel lijkt of de letters „met een afgekloven lucifers houtje" zijn geschilderd. (Deze-uitdrukking meerdere malen zelf gehoord.) „Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht", zei men vroeger. Het aanzien van een mooie gelakte deur wordt finaal bedorven door een naam in slechte schrijfletters. Beter een mooi eenvoudig druklettertje toegepast, dan een schrijfletter die niet rank en gaaf van lijn wordt geschreven. Daarentegen, een naam in fijne,

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1938 | | pagina 14