GRAVENSTEEN TE LEIDEN
HEEMSCHUT
55
Te Leiden is een commissie opgericht voor de restauratie van het oude Gravensteen.
Ir. HlIGO VAN OERLE, Architect, heeft het uiterst verdienstelijke werk verricht
het geheele complex nauwkeurig te onderzoeken en in teekening te brengen. Mocht
men voor het gebouw een passende bestemming vinden, dan zal zeer zeker dit
grondig bouwkundig onderzoek tot grondslag kunnen dienen voor het weder in
keurigen staat brengen van het geheel.
We geven hieronder een zeer verkort overzicht van de geschiedenis van het oudé
Gravensteen. Behalve de ongeveer in 't jaar 1000 gestichte Burcht, onder de hoede
van een Castelein of Burggraaf, bezaten de Hollandsche graven hier een „curtis','
of versterkte hoofdhoeve, waar zij langer of korter verblijf hielden en die een
tijdlang waarschijnlijk de voornaamste residentie is geweest in het Graafschap.
Reeds in 1121 hadden zij in de nabijheid van dit Gravenhof de Pieterskerk gesticht,
als een bescheiden Romaansch kerkje. Waarschijnlijk kort na den Loonschen
oorlog om de erfopvolging in het graafschap na den dood van DlRK VII in 1203
en waaruit WILLEM I uiteindelijk als overwinnaar te voorschijn trad, werd Leiden
tot stad verheven en van verdedigingswerken voorzien. Waarschijnlijk ook in de
eerste helft der 13de eeuw werd de grafelijke curtis in steen herbouwd. Er naast,,
eveneens door een gracht omgeven, verrees Gravensteen, de particuliere gevangenis
van den graaf en later, na 1285, tegelijkertijd de gevangenis van den Baljuw vai^
Rijnland. Het steen had den donjonvorm. De grond eromheen was sterk opgehoogd,
zoodat ook de onderste verdieping, de gevangeniskelder, met muren van 1.60 M.
dikte onder de aarde kwam te liggen. Boven dien kelder bevonden zich dan nog
twee of meer verdiepingen. Door een gat in 't verwulf van den kelder, afgesloter,
door een luik, konden de gevangenen door middel van een trap worden neer
gelaten of opgehaald. De overlevering vertelt dat WILLEM II en FLORIS V beiden
in de nabijheid van het Steen op het Gravenhof werden geboren. Toen deze graver,
het slot in „die Haghe" lieten bouwen, verloor Leiden, met andere gouwhoofd
steden, zijn belang als woonplaats voor de graven. In 1266 werd dan ook de
grafelijke kanselarij naar „Die Haghe'' verplaatst. Over het Gravenhof en- hei:
Gravensteen werden afzonderlijke beheerders aangesteld in dier voege, dat beide
wel tot beschikking van den graaf bleven. Af en toe verbleven enkele graven nog
wel eens met hun gevolg te Leiden, doch overigens begon de band langzamerhand
te verslappen. Het Gravenhof werd in 't midden der 15de eeuw verkocht aan eeii
tak van de Utrechtsche LOOKHORSTEN. Wij kunnen de historie van dit complex^
waarvan niets meer over is dan een kelder, laten rusten. Gravensteen verkeerde
in dienzelfden tijd in hoogstvervallen staat. In 1463 deed PHILIPS VAN BOURGONDIE
het geheel over aan de stad op de volgende voorwaarden: de stad zou het geheel
restaureeren, de gevangenen van Rijnland en ook die van de stad zouden ér
bewaard en gestraft worden en de graaf zou het recht van cipiersbenoeming aan
zich behouden. Ter verduidelijking voeg ik hieraan toe, dat de stad haar eigen
Schepengerecht had en dat de stedelijke, misdadigers vóór 1463 werden berecht op
•i