HEEMSCHUT 53 dier palen zeer zal worden verminderd. Wij verblijven, onder betuiging van onze gevoelens van eerbiedige hoogachting, Namens de Commissie „De Weg in het Landschap" F. VAN LANSCHOT, Voorzitter. H. CLEYNDERT AzN., Secretaris. Aan het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie HoogEdelGestrenge Heeren, De Commissie „De Weg in het Landschap", Subcommissie van den Bond Heemschut, welke Commissie zich ten doel stelt de bevordering van een goede landschappelijke aanleg en behandeling van de wegen in ons land, heeft de eer zich met het volgende tot Uw College te wenden. Tengevolge van de uitvoering van de regeling met betrekking tot de financiering van de tertiaire wegen zal voor iedere provincie tot de vaststelling van een tertiair wegenplan worden overgegaan. Dit zal inhouden, dat vrijwel al de bestaande wegen, welke op die wegenplannen zullen worden gebracht, een verbetering moeten ondergaan teneinde te kunnen dienen als verbindingswegen voor verkeer met motorrijtuigen. Deze verbeteringen zullen in hoofdzaak bestaan uit verharding van het wegdek en daarnaast uit verbreeding van die wegen. Onze Commissie maakt zich nu bezorgd, dat deze verbeteringen in vele gevallen niet tot stand zullen kunnen komen zonder in meer of mindere mate het bestaande landschappelijke schoon dier wegen aan te tasten. Vele toch van die te verbeteren wegen zullen landwegen zijn die, door de natuurlijke wijze waarop ze veelal zijn ontstaan, en door hunne meestal in de streek zelve thuis- behoorende en met den aard van het omgevende landschap harmonieerende beplanting, een bij uitstek fraai landelijk aanzien hebben. In verband hiermede meent onze Commissie te mogen en te moeten bepleiten, dat met het behoud van die bestaande schoonheid en met de mogelijkheid van het scheppen van nieuwe schoonheid, zooveel als slechts eenigszins mogelijk is, rekening zal worden gehouden. Wij denken bijv. aan de mogelijkheid, dat bij zorgvuldig overleg betreffende de grensbreedte en de verhardingsbreedte der wegen, het dwarsprofiel zoodanig zal kunnen worden vastgesteld, dat of de bestaande beplanting grootendeels behouden zal kunnen blijven, of ruimte zal worden geschapen voor nieuwe beplantingaan het behoud van de natuurlijke begrenzing door de bestaande bermslooten of aan het graven van nieuwe bermslooten; aan het handhaven van niet bepaald hinderlijke bochten in de wegen, waardoor het natuurlijke verloop zoo min mogelijk zal worden verstoord. In dit verband mogen wij zoo vrij zijn er op te wijzen, dat een dergelijke goede landschappelijk-aesthetische behandeling en verzorging van de wegen een zaak is, die een groote vakkundige kennis en ervaring van die vraagstukken vereischt, en dat het ons daarom ten zeerste wenschelijk voorkomt, dat de heeren technici, die met het ontwerpen en met de uitvoering van de verbetering der tertiaire wegen belast zullen worden, betreffende die vraagstukken tijdig en geregeld overleg zullen plegen met bekwame en ervaren landschapkundigen met practischen zin, die de waarde en den aard van het landschap/dat de weg doorsnijdt, juist aanvoelen. Het is op grond van bovenstaande overwegingen, en met het oog op

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1938 | | pagina 7