HEEMSCHUT
51
Provincie Noord-Holland gebruikelijke dwarsprofielen toont, bij het aldaar meest
toegepaste dwarsprofiel No. 4, op een totale breedte van 15 M. 3 bermen van
resp. 21 /2, 3 en 1 M. eveneens bestemd voor grasaanleg en beplanting. Het land
schappelijk aspect van wegen met dergelijke dwarsprofielen is naar onze meening
in het algemeen bevredigend te achten. Onzes inziens nu zullen ook de toekomstige
Rijks-autosnelwegen een in landschappelijk-aesthetisch oogpunt meer bevredigenden
aanblik kunnen krijgen, wanneer ook deze wegen zullen zijn voorzien van begroeide
zijbermen, van ten minste 3 Meter breedte. Wat betreft de meerdere kosten, die
aan een dergelijke wijziging van het bestaande dwarsprofiel der autosnelwegen ten
aanzien van den aankoop of onteigening der gronden verbonden zal zijn, zoo
mogen wij zoo vrij zijn ons te dien opzichte te beroepen op de Memorie van
Toelichting op het wetsontwerp tot verklaring van het algemeen nut der ont
eigening, noodzakelijk voor den aanleg van den Rijksweg AmsterdamSassenheim,
waarin de toenmalige Minister van Waterstaat het volgende schreef:
„Er zal derhalve meer terrein worden onteigend dan voor den eersten aanleg
„van den weg noodig is, doch de kosten voor de breedere terreinstrook zullen
„slechts een gering deel uitmaken van die van den** geheelen wegaanleg. Terwijl
„de kosten van den geheelen weg in eersten aanleg, zooals deze hierna verder
„is aangegeven, worden geraamd op ongeveer 8 millioen gulden, zullen de daarin
„begrepen hoogere kosten voor breedere onteigening, die voor de toekomst
„noodig worden geacht, ongeveer f75.000. .bedragen. Daarbij moet in aanmer-
„king worden genomen, dat de extra vergoeding voor schade-snijding, afheining
„en dergelijke bij smalle en breede onteigening gelijk blijven. Door bedoelde
„hoogere uitgaaf van f75.000.wordt voor de naaste toekomst vrijheid voor
„het snelverkeer in hooge mate bevorderd; bovendien schept de grootere terrein-
„breedte de mogelijkheid om zonder groote moeite, althans zonder nieuwe ont
eigening, in een verdere toekomst door aanleg van nieuwe verkeersbanen aan
„nieuwe verkeerseischen te voldoen."
Daaruit blijkt dus, dat zelfs in een landsgedeelte, waar de grondprijzen hoog zijn,
de kosten van een dergelijke breedere onteigening in het niet vallen tegenover
de kosten van den'eersten aanleg. Wij achten het tegenover Uwe Excellentie geheel
overbodig uit te weiden over de groote beteekenis, die een goede landschappelijk
aesthetische behandeling van de wegen in ons land heeft voor de duizenden, die hetzij
voor hun werkkring of bedrijf, hetzij voor hun ontspanning, van de wegen gebruik
maken, alsmede over het internationaal-toeristisch belang, dat daarmede eveneens
gemoeid is. Wel echter meenen wij te mogen betoogen, dat een dergelijk groot alge
meen belang het brengen van een mogelijk financieel offer ten volle waard is en recht
vaardigt. Het is om al deze redenen, dat ondergeteekenden de vrijheid nemen om,
namens de Commissie „De Weg in het Landschap", Uwe Excellentie beleefd te ver
zoeken wel te willen overwegen, het normale dwarsprofiel van de Rijksautosnelwegen
in dien geest te doen herzien, dat daarin opgenomen zullen worden, dan wel ruimte
gereserveerd zal worden voor, onverharde zijbermen, waarvan de breedte wordt
vastgesteld naar gelang het verkrijgen van een goed landschappelijk geheel dit