HEEMSCHUT
33
zaal, vergaderzaal en tentoonstellingszaal gebruikt. Toen begon Pulchri zich eerst
recht te ontplooien. De vroegere teekenavonden hadden tot gevolg gehad, dat
men na het teekenen eikaars werk becritiseerde en wat langer bijeen bleef. Dit
was het begin van een soort sociëteit, waar veel gepraat, veel gespeeld en wellicht
veel gedronken werd. In het Hofje van Nieuwkoop begon men met het geven
van eenvoudige feesten, voordrachten. Korte revues, dikwijls geimproviseerd, werden
vertoond. Het bleek, dat verschillende schilders niet alleen talent voor hun vak
hadden doch ook muzikaal waren en zich goed op de planken wisten te bewegen.
Een specialiteit werd het vertoonen van bekende schilderijen, zooals de „Nacht
wacht" van REMBRANDT, verschillende schutterstukken enz. door levende personen.
De roem van die feesten, die een zeer bijzonder karakter hadden drong spoedig
tot de buitenwereld door en men rekende het tot een geluk om introducties voor
die feesten te kunnen krijgen. De band van de eerst wat alleenstaande „Bohémiens"
met de burgerij werd daardoor langzamerhand vaster en men voelde zich als
Vereeniging in de algemeene belangstelling staan. Daarbij kwam, dat er nieuwe
ideeën in de schilderkunst werden gevolgdin navolging van de Fransche schilders
van de Barbizon-school: MlLLET, ROUSSEAU, DUPRÉ, COROT, DAUBIGNY enz.,
wendde men zich af van het uitgeleefde classistische standpunt en ging met
brandende begeerte naar nieuwe uiting weer tot de natuur terug. MESDAG, die
al een collectie begonnen was, die later tot het „museum Mesdagj' uitgroeide en
die hij met vorstelijk gebaar aan het Rijk geschonken heeft, een gebaar, dat even
vorstelijk beloond werd door zijn benoeming tot Groot officier van,de Ned. Leeuw,
MESDAGde groote steuner van de Haagsche kunst, een zeer typische figuur in
de kunstwereld, moedigde de jonge kunstenaars zeer aan. Tóch. is de verdienste
om de Barbizonschool bij de Hagenaars bekend te maken, in den beginne het
werk geweest van WILLEM ROELOFS Senior die, te Brussel wonende, reeds con
tact had met de Fransche schilders en bekeerd werd tot het nieuwe inzicht. In
den tijd van het Hofje van Nieuwkoop werd ook door Pulchri het begin gemaakt
voor een museum van moderne Kunst. Dit is niet algemeen bekend, doch mag
wel naar voren worden gebracht als een der verdienstelijke daden van het genoot
schap, daar het tevens een belangrijke gift hiervoor afstond. Het was een tijd van
opborrelende levenskracht. Alles werkte mee om de schilders aan te sporen tot
werken en er werd gewerkt!!!
Reeds waren alle bekende schilders bij het genootschap aangesloten en dit beheerschte
het Kunstleven van die dagen. Toch ging het financieel niet voor den wind. De
huur van het Hofje van Nieuwkoop kon niet meer worden opgebracht en men
moest naar andere lokaliteiten omzien. Het huis Prinsegracht 57, dat eerst belan
geloos door de bouwmeesters METZELAAR, PETERS en VAN DELDEN werd
omgebouwd voor het beoogde doel, kon 10 Oct. 1886 feestelijk-worden ingewijd.
En men kan verzekerd wezen, dat dit inwijdingsfeest behoorde tot de „daverende
dingen dier dagen". Het geld voor den aankoop van het nieuwe huis was gevon
den door een verloting van schilderijen en teekeningen die door de groote bekend
heid der toenmalige Haagsche Schilderschool, een flink bedrag opbracht. Reeds