VOGELVRIJ 84 HEEMSCHUT groot hulpgemaal, dat nu geen dienst meer doet. Waar de aanvoer der brandstof kolen, over een grooten afstand geschiedde is dit een aanmerkelijke bezuiniging. Verder is deze molen uniek ter wereld, daar deze molen in de tijden, dat hij geen water opschroeft wordt gebruikt om het graan voor de boeren te malen. In den molenromp is een maalstoel aangebracht, dat door een wiel aan den koning in beweging wordt gebracht. Voor de boeren, die vrij ver van de wegen wonen is dit een uitkomst. Op deze wijze brengt de poldermolen nu zijn geld dubbel op, daar hij öf water pompt, öf graan maalt. Werkelooze poldermolens die alleen bij waterbezwaar malen zijn in dit opzicht niet zoo economisch. Misschien dat in Nederland op sommige plaatsen de samen voeging graan- en watermolenaar kan worden toegepast. Hierdoor zouden de beide bedrijven winnen en hierdoor zou de economische belangrijkheid der molens nog stijgen. F. v.R. In het Heemschutnummer van October j.1. wijdt Prof. Dr. L. KNAPPERT onder den titel „Vogelvrij" een beschouwing aan de bepalingen der Vogelwet 1936, in het bijzonder voor wat de vangst van zangvogels betreft. Inderdaad maakt de nieuwe Vogelwet de vangst van en den handel in kooivogels mogelijk, onder inachtneming evenwel van de uitvoerige beperkingen en voorschriften, bij Alge- meenen Maatregel van Bestuur en bij Ministerieele Beschikkingen vastgelegd. Als kooivogels worden in art. 9 van het K. B. van 9 Aug. 1937 Nr. 647 genoemd: de zwarte lijster, de kauw, de vink, de putter, de sijs, de kneu, de groenling en de geelgors. Teneinde alle misverstand te voorkomen meen ik er de aandacht op te moeten vestigen, dat deze vogels, mits na verkregen vérgunning, afgegeven door den Minister van Economische Zaken, uitsluitend voor de kooi gevangen mogen worden, doch dat het dooden van die dieren niet is toegestaan. Nederland blijft derhalve gelukkig gevrijwaard, zooals dat ook- reeds onder de Vogelwet 1912 het geval was, voor de vangst van zangvogels voor consumptie-doeleinden. Amsterdam, October 1937. J. DRIjVER, Dit gemaal vervalt door de herstelling van den poldermolen te Moeres in Vlaanderen

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1937 | | pagina 8