GEMEENTELIJKE ARCHIEFBEWAARPLAATSEN HEEMSCHUT 79 De bewaring der gemeentearchieven is, zooals bekend mag worden verondersteld, eene zaak, die bij de Archiefwet 1918 en de daaruit voortvloeiende koninklijke en andere besluiten geregeld wordt. Even bekend is, dat de wet in deze, ten respecte der gemeentelijke autonomie, het initiatief der gemeenten zooveel mogelijk vrij gelaten heeft. De dwang tot verbetering gaat dan ook hoofdzakelijk van de gemeenten zelve en, indirect, van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten uit. Het moet gezegd worden, dat zoodoende de wenschelijkheid van gemeentelijke archiefverzorging en in het bijzonder van eene goede materieele bewaring erkend wordt. De meerderheid der gemeentehuizen wordt thans niet meer gerestaureerd, verbouwd of nieuw opgericht, zonder dat tevens de archief bergplaats nieuw ingericht dan wel verbeterd wordt. Bij deze werkzaamheden behoeven architect en archivaris elkander niet te schuwen uit vrees voor misverstand of omdat toch reeds van tevoren vast zou staan, dat beider eischen en idealen niet overeen te brengen zijn. Als integendeel gemeentebesturen tot heden teleurstelling in dit opzicht ondervonden, dan was dit eerder, omdat zij een of beide der deskundigen in deze niet raadpleegden. Ik vlei mij, dat eenige opmerkingen van mijne zijde hier van dienst zullem zijn. Met de hoofdstelling, dat het aanbeveling verdient secretarie en archiefbewaarplaats in-een-loopend en op dezelfde verdieping te bouwen, zal men het, met "eenige reserve, eens kunnen zijn. Het voordeel dezer schikking is, dat zij de controle op het in de bewaarplaats werkzame personeel verzekert en dat zoodoende niet alleen de afgedane, maar ook de jongste en zelfs de loopende administratie met geringe kosten, brandvrij en veilig voor onbescheiden blikken kan opgeborgen worden. Wat de bedenkingen daartegen aangaat, kan1 dit natuurlijk uitzondering lijden voor het geval de situatie ter plaatse het niet toelaat of de^uftgébreidheid der administratie zelve de beknoptheid in den weg staat, m.a.w. als de raadhuizen eene oude monumentale indeeling bezitten of op beperkt terrein moeten worden opgetrokken. Ook kan de uitgebreidheid der-administratie zelve een bezwaar vormen, om secretarie en bewaarplaats te verbinden. Het is moeilijk in dit geval een grens aan te geven, maar volgens mijne ondervinding ligt zij bij de overschrijding van het getal van 10.000 zielen eener gemeente. Ten slotte laat ik het geval onbesproken, dat het archief zelf van zoodanige grootte of geschiedkundige waarde is, dat het zelfstandig door een archivaris beheerd dient te worden. Zelfs dan zal ik nog raden gemeente- en archiefadministratie althans in elkanders onmiddellijke nabijheid te houden. Immers is, naar mijne meening, scheiding tusschen oud en nieuw archief eene interne aangelegenheid, in zooverre het beheer van het oud meer op het historische, dat van het nieuw meer op het administratieve gericht is. Scheidt men beide ook in feite, dan is het, misschien ongewild, gevolg, dat het nieuw archief verwaarloosd wordt en dus de administratie schade lijdt. Dat de bewaring der archivalia en in het algemeen gezegd der administratieve

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1937 | | pagina 3