HEEMSCHUT
55
TECHNISCHE GEGEVENS VAN DE VERDEKKERDE GEr
TRAPTE SCHEPRADMOLENS VAN DEN DRIEMANSPOLDER
Deze polder is gelegen onder de Gemeente Zoetermeer en Stompwijk. De totale
oppervlakte is groot 1016 H. A., de omslagplichtige oppervlakte 954 H.A.
De molens van den Driemanspolder behooren tot het Zuid-Hollandsche type, het
zijn achtkante bovenkruiers met steenen onderstel en rietbedekking. De vlucht der
molens bedraagt 100 voet of 28.30 M. De roeden zijn van het fabrikaat „POT".
Zij zijn stroomlijnvormig omkleed volgens het bekende Dekkerpatent. De molens
voeren het water in trappen van den polder naar Rijnlands Boezem. Dit is de
z.g. getrapte bemaling, Systeem Leeghwater. De totale opvoerhoogte bedraagt
4,80 M.—5,10 M. dus voor eiken molen ca. 1,60 M.1,70 M. Als wateropvoer-
werktuigen worden staande schepraderen gebezigd, met een diameter van 6,507 M,
en een breedte van 0,55—0,65 M. De schepraderen maken ongeveer een halve
omwenteling tegen één omwenteling van de wiekenassen en het waterverzet
varieert van 40—80 kubieke Meter per minuut, naar gelang van de molensnelheid
en de hoogte van het polderwater. Een merkwaardigheid bij deze molengang is,
dat de molenerven op eenzelfde niveau liggen; de diepte der maaltrappen is
gevonden in het verschil van onderbouw; zoo vindt men bij den ondermolen het
geheele scheprad met aandrijving benedengronds; bij den middenmolen vindt men
dit voor een klein gedeelte bovengronds, en bij den bovenmolen normaal als bij
alle schepradmolens. Bij de vele getrapte bemalingen, die eertijds in ons land
werden aangetroffen, vond men nergens een dergelijke opstelling; overal liet men
de molenerven bij de boezem- en polderhoogte aanpassen, waardoor dus ook de
hoogten der molens van één gang alle verschilden. Doch bij de molens van den
Driemanspolder zijn deze hoogten alle gelijk. Dit feit geeft dus een afzonderlijke
rede om het behoud van deze fraaie molens op prijs te stellen.
De polder bestaat deels uit grasland en deels uit bouwland en heeft een lang-
werpigen vorm. De ondermolen staat op de juiste plaats, in het laagste gedeelte.
De waterberging in den polder is gering en een aanzienlijk aantal brongaswellen
verhoogen het waterbezwaar. De polder werd vroeger bemalen door twee gangen
met windmolens. Een dier gangen is in de -19e eeuw gesloopt en vervangen door
een stoomgemaal dat later is gewijzigd in een ruwoliebemaling met een motor
van 150 P.K. en een centrifugaalpomp, die nog heden in gebruik is. Reeds in hun
ongewijzigden vorm hadden de windmolens het leeuwenaandeel in de bemaling,
daar de motorische kracht slechts werd gebruikt, wanneer de windkracht tekort
schoot. Door de verdekkering der windbemaling zal de motorbemaling slechts
zelden in werking komen. De midden- en bovenmolen zijn ongeveer 265 jaar oud
en hebben nog gestellen van ongezaagd met bijl en dissel behakt eikenhout.
De ondermolen- evenwel is in 1902 door blikseminslag afgebrand en in 1903 in
gezaagd en geschaafd grenenhout opgebouwd door den Heer DEKKER uit Hazers-
woude.