64
HEEMSCHUT
eenheden, passende zoowel op het materiaal hout, baksteen als op de gevel-
verdeeling. Die regelen waren min of meer geheim. Oudtijds waren zij het
geestelijk eigendom van hen die uit de abdijen werden uitgezonden om in de
gekerstende streken de kerken te bouwen. Later werden zij in de gildekamers
bewaard en medegedeeld. Toen in den Napoleontischen tijd de gilden werden
opgeheven bleven de bouwkunstregelen nog wat naleven en bleef het veelvuldig
herdrukte Ordeboek der vijf orden Toskaansch, Dorisch, Jonisch, Corintisch,
Composiet nog in gebruik, doch toen ontstond de verwildering. Men ging
doen aan stijlnamaak zonder de ordening, wat de meest wanstaltige gevolgen had.
Onze tijd keerde tot de eenvoud terug, de platte vlakken met gaten en plaatste
•die gaten op 't oog in het vlak. De begaafde doet 't op het oog goed, de minder
begaafde niet. Dan spreekt men van „goede verhoudingen", doch weet niet wat
men zegt. De begaafde benadert uit gevoel de oude voorschriften, de onbegaafde
grijpt ernaast. Herleving der oude ordening zou samengevoegd met de begaafd
heid der ontwerpers de vormgeving der nieuwe bouwkunst nog belangrijk
kunnen verbeteren. Niettemin kan Amsterdam hoogst tevreden zijn. Is het een
kunstgenot van hooge orde, oud Amsterdam te zien° zooals het gezien kan worden,
in zijn geschiedenis, zijn eeuwig wisselende belichting en zijn onvolprezen schoon
heid, evengoed is het een genieting de worsteling van onzen tijd op het gebied
van het wonen, van de kunst, den stedenbouw te beleven in Nieuw Amsterdam.
Hierbij mogen we vooral niet vergeten het belangrijkste dat Amsterdam bezit;
het water. In de oude en in de nieuwe stad. Doch voornamelijk in het IJ, de
haven. De alleroudste geschiedkundige gegevens van Amsterdam spreken van
schepen, van tolvrijheid te water. Derhalve heeft Amsterdam van de geboorte
geleefd van de .scheepvaart en den handel. En dat is nu nog zoo Zonder de
schepen, van den Oceaanstoomer tot de watertaxi, zou Amsterdam een doode
stad zijn. Nu is het door die schepen, de mailbooten en dokken in de havens
van het IJ, de tjalken in de grachten en de beweeglijkheid daaraan verbonden
■steeds een levende, werkende stad. Over het IJ kruisen in wirrewar de stoom
schepen en motorbootjes. Op den Amstel varen de binnenschepen naar alle oorden
en spelevaren in den zomer de kano's, de volksuitgave van de duurdere vaartuigen
der watersportvereenigingen, die met roei-en zeilbooten het watervlak verlevendigen.
In de gracht ligt de steenschipper die rechtstreeks zijn vracht brengt van de steen
fabriek aan de Waal of de Lek tot bij 't bouwwerk voor de deur en lost in de
schaduw der trouwe iepen die te Amsterdam wel eens ziek worden of een rupsen-
plaag doorstaan doch zich steeds weer herstellen. Wie zijn werkplaats heeft in een
der grachtpaleizen vroeger de woningen der kooplieden en burgemeesters en
neerziet op 't steeds wisselend tafreel, ontwaart dat een Amsterdamsche gracht een
dubbele verkeersweg is, de straat en het water. Het is het water dat aan Amsterdam
de levenskracht geeft.
Hiermede meen ik U in korten tijd iets te hebben gegeven over de schoonheid
van Amsterdam, oud en nieuw, een stuk geschiedenis der Nederlandsche natie
van het ver verleden en van onlangs. Deze schoonheid te behouden en te ont
wikkelen is ons aller plichtvoor ons zelve en voor ons nageslacht.