62 HEEMSCHUT ontwerp tot werkelijkheid was geworden en nog weer eens een eeuw eer de gordel te nauw werd. De helft der negentiende eeuw aanschouwde nog de gave vestingwerken. Helaas begreep men toen van de schoonheid niets. Ten behoeve van eenigen stadsuitleg vernielde men den vestinggordel en stichtte hier en daar stelselloos aangebrachte buitenwijken met leelijke straten. Onze tijd heeft weder orde geschapen. Eerst maakte de architect H. P. BERLAGE een uitlegplan voor het Zuidelijke deel der stad, tusschen Amstel en Schinkel, later vatte de Tech nische Dienst der Gemeente dit vraagstuk aan voor gansch den omtrek der stad naar alle windstreken. Dit is dan het Uitbreidingsplan voor Groot Amsterdam. De bebouwing van dit nieuwe Amsterdam is in grooten ernst en onder velerlei toezicht tot stand gekomen. Een Gevelcommissie voor de Nieuwe Stad een architectencommissie, onderdeel van de Schoonheidscommissie heeft zich bemoeid met elk onderdeel, het architectonisch aanzicht der huizen, de weg, de bruggen, plantsoenen en alles wat een stad verder noodig heeft, tot de brieven bus en de lantaarnpaal. Men vindt er weer eens beeldhouwwerk langs den open baren weg en schoone plantengewassen. Amsterdam is dus te zien in vier groepen. De oudste stad die groeide naar het natuurlijk beloop der rivieren, kreken, dijken. De oude stad werd gemaakt naar een geordend plan. 'De nieuwe stad van ongeordende aanwassen. De nieuwste stad naar aesthetische en wetenschappelijke ordening. Als gevolg: de oudste stad schilderachtig, de oude stad grootsch, de nieuwe stad dor, de nieuwste stad ruim, licht. Ieder een kind van zijn tijd. De bebouwing trok zich vroeger van de al of niet ordening van het stadsplan niet veel aan. Van de oudste houten huizen is slechts een enkele bewaard. Van de vroegste typen baksteenen gevels zijn niet dan enkele voorbeelden over. Alhoewel Amsterdam in het jaar 1000 reeds huizen gehad moet hebben, is er van vóór het jaar 1600 slechts heel weinig over, behoudens wat aan kerkelijke gebouwen bewaard bleef. De kunstgeschiedenis der Amsterdamsche gevels begint daardoor eigenlijk pas in 1600. Van daarvóór is er niets dan een enkel fragment en afbeeldingen. De Amsterdamsche huizen danken hunne namen aan den vorm der beëindiging der gevels. Dat ze onder een houten pui hadden als overblijfsel van het houten huis sprak vanzelf. Een Amsterdamsche gevel van begin 1600 heeft een trapgevel aan den weg en van achteren een onversierde rechte punt, tuitgevel genaamd. Zulk een trapgevel is niet speciaal Amsterdamsch; men ziet ze in heel Nederland. Daarna komen echter de echte Amsterdamsche vormen. Eerst de figuren in de trap, de klauwstukken, met als voorbeeld voor meer deskundigen de gevel Heerengracht 218.220. Dan de bovenste trappen met klauwstukken tot één vergaard, dat is de verhoogde halsgevel, die dus onder een trap met klein klauwstuk, daarboven groote klauwstukken .heeft en veelal een driehoekige afdek king: weer als voorbeeld de bekende gevel aan de Oude Turfmarkt, een Ving- boons-gevel van 1641. Dan de halsgevel, het algemeene Amsterdamsche type met de groote klauwstukken met vruchtenslingers en ronde afdekking. Daarna komt als goedkoope uitvoering alleen de omtrekband, de klokgevel genaamd. De uit-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1937 | | pagina 12