HEEMSCHUT
61
maken. Dit schilderij is bewaard gebleven en thans te aanschouwen in het Stads
museum op de Nieuwmarkt. Daarop ziet men duidelijk dat het oudste stuk
Amsterdam niet is gemaakt naar een vooraf ontworpen plan, doch naar, de
natuurlijke gesteldheid van den bodem. De huizen zijn één voor één gebouwd,
ieder naar behoefte of smaak. Om plaats .te vinden voor groote gebouwen,
Kerken of Stadhuis werd, wanneer dit noodig was, een groep woonhuizen afge
broken en daarop benepen tusschen de huizen de Kerk gebouwd. Voor
den bouw van de Catharina- of Nieuwe Kerk schonk WILLEM EGGERTSZOON zijn
boomgaard en het smalle straatje achter de Nieuwe Kerk heet nog Eggertstraat.
Pleinen kent de stad van dijken en polderland .niet, slechts straten op de vroegere
dijken en hier en daar kaden langs het water. De verkeersweg is het water.
Zoo is oudst Amsterdam.
Rond het jaar -1600 kwam behoefte aan flinken staduitleg. Niet lang daarna werd
de steenhouwer HENDRICK DE KEYSER, die tevens een begaafd beeldhouwer én
ontwerper was, wat we nu zouden noemen stadsbouwmeester. In deze functie
maakte hij een plan tot uitleg van de stad, een groote grachtengordel, halfcirkel
vormig en met -straalsgewijze straten, een meesterlijke greep. Groote geesten zien
dentijd ver vooruit. De Prinsengracht is een be.st vaarwaterde kaden van de
Keizersgracht.zijn nu ruime autowegen. In dat plan vinden we alles wat onze tijd
als de modernste gedachten in boek en tijdschrift behandelt. De gronden buiten
de stad werden door de stadsregeering gekocht of onteigend, de terreinen opge
hoogd met den grond uit de grachten. De terreinen werden verkaveld. Er werden
voorgevelrooilijnen vastgesteld en achtergevelrooilijnen, zelfs maten voor diepte en
hoogte van tuinhuizen, voorschriften die nu nog terug te vinden zijn in de Amster-
damsche bouwverordening. Heeren Burgemeesters deden er echter door particuliere
speculatie nog wat bij. Zij kochten buiten den grachtengordel een driehoekig stuk
en lieten dat in de vesting .opnemen. In die moestuinen werden de slooten tot
grachten die niet aansloten op het meesterlijke plan; die grachtslooten en dwars
straten kregen namen naar de tuinen, de Tuinstraat en Bloemgracht, de Anjelier
straat en Palmgracht, de Accolijenstraat, Hazenstraat en Lindengracht. Toen de
gevluchte Fransche Protestanten zich daar vestigden aan het Fransche pad en^
jn heel den tuin, de jardin, ontstond de Jordaan. Deze Jordaan is nog de steen
des aanstoots in den stedebouwkundigen groei van Amsterdam, de straf op de
zonde der speculatie van vóór drie eeuwen. In dien grachtengordel is gezorgd
voor pleinen voor kerken, de Westerkerk, de Noorderkerk, het Amstelveld, voor
dwarsgrachten voor waterverversching, voor wagenruimte voor 't verkeer buiten
de stad Weesperplein, Haarlemmerplein, Leidscheplein zelfs voor park
ruimte, de Plantage, waaraan we nu nog den tuin van Artis danken. De
bebouwing langs de grachten was geheel individueel, huis aan huis, ieder naar
behoefte, smal of breed, hoog of laag. Om dien gordel van grachten was de
vesting, de aarden wallen, de gordijnen met bolwerken, versterkt met muren en
poorten,, met erom de Buiten-Singelgracht. Als kostelijke aankleeding kwam op elk
der 26 bolwerken een molen. Het duurde meer dan een eeuw eer dit onvolprezen