HEEMSCHUT
23
het Kerkbestuur en half door het Stadsbestuur. Korten tijd daarna is het vernieuwd
door DlRCK PlETERSZN, orgelmaker te Utrecht. In 1637 vinden we 'n ingrijpende
verandering vermeld betreffende de kast. In dat jaar toch werd door kerkmeesters
aanbesteed aan DlRCK THONISZN, schrijnwerker, „by de hoop te maeken drij
„thorentgens opt posytijf vande orgel in St. Janskerck. Een te midtwegen ende aen
„ofte op elcke heuck volgende volgens 't ontwerpe. en patroon bij PlETER JANSZN
„OOSTERLAET, beeltsnijder en schrijnwercker daervan gemaekt voor 50 tot 40 gr.
„tstuck." De „drij thorentgens" aan onze kast zijn daar misschien wellicht gevolgen
van. Het orgel als instrument werd intusschen gaandeweg slechter; in 1732 moest
het belangrijk hersteld worden. Dit geschiedde door den bekenden orgelbouwer
FRANQOIS MOREAU te Rotterdam. Enkele jaren later klaagde de organist er over
dat het orgel zeer ontstemd was en onder het spelen hevig schudde. Na grondig
onderzoek besloot men toen het niet meer te latei? repareeren maar zoo mogelijk
van de hand te doen. 'Een geschikte koopster werd gevonden in de Luthersche
Gemeente van Gouda, die het in 1745 overnam voor de som van ƒ1100..Het
geheele orgel met schr-ijn en alles werd door den örgelmaken WlCHLEB naar de
Luthersche kerk overgebracht en aldaar weer bespeelbaar gemaakt. Vermoedelijk
zijn er toen al eenige sieraden van de fraaie kast afgenomen, de ruimte in de
Luthersche kerk was klein. JOACHIM HESS, organist en klokkenist te Gouda
verhaalt in zijn „Luister v. h. Orgel" Annot 1774, dat het orgel uyt de St. Janskerk,
bij de overbrenging in de Luthersche „geheel vernieuwd is, schoon van klanc,
„mannelyk, teffens lieflijk, door de deugdelycheit van Holpyp en Prestant, ongemeen
„fraay, d'eene stem overtreft d'ander in liefelykheid."
Gedürende meer dan 2 eeuwen heeft het oude orgel in de Luthersche kerk dienst
gedaan, totdat het op het einde der 19e eeuw te slecht werd om nog eens te
laten restaureeren. De kosten zouden te hoog worden. Het kerkbestuur deed
daarom een poging bij Jhr. VAN RIEMSDIJK, Directeur van het Rijksmuseum, om
het te verkoopen. Deze is het komen bezichtigen, doch ging niet tot aankoop over.
Korten tijd daarna bood de heer J. Th. A. LlNDSEN, oudheidkundige te Utrecht,
er 650.— voor. Dit bod werd verhoogd met 50.—. waarna genoemde heer op
28 Juli 1898 de kooper werd. Door bemiddeling van den kunstzinnigen Pastoor
VAN HEUKELUM te Jutfaas en met medewerking van den toenmaligen Pastoor-
Deken van Abcoude Mgr. Th. KüRTENHORST, werd het front aangekocht door
het kerkbestuur van Abcoude. Eenige jaren later is het in de kerk geplaatst,
zoodat daarmede de ondergang van het kostbare monument gekeerd kon worden.
De heeren MENGELBERG en MaARSCHALKÉRWEERD, resp. beeldhouwer en orgel
bouwer te Utrecht, hadden daarbij 'n uiterst moeilijke taak. De kast was veel te
groot voor de koorruimte van de kerk, "daarenboven lag zij in tallooze kleine
stukken uit elkaar. Zij moesten daarom al beginnen met veel van de versierselen
weg te laten. Eendeels was dit een verlies, anderszijds was het ook weer 'n
aesthetisch voordeel, omdat daardoor eenige smakeloosheden van later tijd kwamen
te vervallen. Na rijp overleg en langdurig passen en meten zijn zij er tenslotte in
geslaagd een evenwichtig en schoon geheel samen te stellen, dat het karakter van