22 HEEMSCHUT „de kercke ter Goude, ande noort pillaire". In „Het Orgel in de Nederlanden" zegt Prof. Dr. FLORES V. D. MUEREN dat in vele kerken in de Middeleeuwen meerdere kleine verplaatsbare orgels waren, portatieven genaamd, terwijl er ook 'n Positief, of vaststaand orgel was voor geregelde diensten. Het Goudsche orgel had ook 'n Rugpositief met zelfstandige registers en pijpen. Dit gedeelte van het orgel bevond zich achter den rug van den organist. In het contract volgt verder 'n nauwkeurige omschrijving van deze registers en pijpen, waarna opgemerkt wordt: „dit voorn, werck mit sijn positijf heeft Mr. HEYNDRICK, orghelmaker van ,,'s Hertogenbos angenomen te maken voor die somme van 380 Carolusguldens „tot 20 stuvers den gulden, te betalen in promptis tachtigh der voorn, gulden. „Ende ten daghe van de leveringe 75 Carolusgl. ende voorts alle jaire dairanvolgende „75 Carolusgld. ter volder betalinge toe, uytgeseyt syn caesen tot 200 pt die henj „hier en boven volgen sullen." Meester HENRIC was zoo handig ook nog boven den prijs 200 pond Stolwijksche kaas te bedingen. Misschien was de prijs er wel naar berekend. Het orgel moest afgeleverd worden „ten dage van Goude Kermisse „toecomende A° seven ende vijftig (1557)." Aan den orgelmaker werd voorts nog kost en inwoning tijdens den bouw van het instrument gegarandeerd„als sij (die „kerckmeystern) voortijden gedaen hebben ende costenvrij." Het document sluit met de clausule: „Des 't oirconden hebben de Burgemeesters, Kerckmeesters, „Getijdenmeesters ende Mr. HENDRICK voorn: dese voorwaerden onderteykent „den elfden Juny A° XVC sessenvyftich" (1556). Intusschen heeft de bouw van het instrument nogal stagnatie ondervonden, zoodat het eerst in 't najaar van 1558 is afgeleverd. Het is toen gekeurd en bespeeld door „PONTYAC ANDRYAENSZN organist tot Woerden, den 19e Decembris 1558." Dit betreft hoofdzakelijk het binnenwerk van het orgel, dus van het klinkende gedeelte'mët noodzakelijke kast. Van het gebeeldhouwde front wordt in het bestek niets gezegd, zoodat we dus moeten aannemen dat dit misschien later door een anderen kunstenaar is uitgevoerd. Trouwens orgelbouwen en kastenmaken waren afzonderlijke beroepen in die dagen. Zelfs had de orgelbouwer niet te zorgen voor het werk buiten het eigenlijke orgel, want zoo staat in het bestek „dat groff houtwerck ende yserwerc^stellagie 'twelck die Kerckmeysters buyten „des voorn: meister HEYNDRICKS costen leveren sal." Wie was de vervaardiger van deze prachtige kast? De naspeuringen te dien opzichte hebben tot nu toe nog niet veel opheldering gebracht. De Renaissance- rijkdom van snijwerk, maskers, bladranken en voluten is er in ruime mate op uitgestrooid. Zeer waarschijnlijk heeft de kast ook deuren of luiken gehad, al of niet beschilderd, mitsgaders een galerij, zooals de kasten van Harencarspel en Utrecht in het Rijksmuseum bezitte^. „Zoo moeten we ons het Goudsche orgel voorstellen: kolossaal van afmetingen„slank in opgang, evenwichtig in verhoudingen, daarbij rijk aan snijwerk en polychromie, het geheel indrukwekkend als monument. Hoe is dit front in de kerk te Abcoude gekomen? Tusschen 1558 en 1936 ligt 'n zeer lange weg. Nadat het instrument 30 jaren had dienst gedaan, moest in 1588 de eèrste reparatie verricht worden. De kosten daarvan werden betaald half door

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1937 | | pagina 8