HET RAADSEL DER IEPENZIEKTE
14
HEEMSCHUT
Een aardig boekje is „Het Raadsel der Iepenziekte". Op prettige wijze vertelt
Dr. S. BROEKHUIZEN iets over de iepenziekte, zoodat ontwikkelde leeken, en zelfs
minder ontwikkelden, die belangstelling in het iepenziektevraagstuk hebben, het boekje
zeker zullen kunnen begrijpen. Eenige botanische kennis vergemakkelijkt het lezen.
Geheel noodig is ook dat zelfs niet, want de schrijver geeft vrijwel steeds een korte
verklaring van alles, wat moeilijkheden zou kunnen opleveren. Het boekje is vlot
geschreven. In acht korte hoofdstukken behandelt de schrijver het plotseling
optreden van de ziekte in de iepen, waaraan blijkens de cijfers zeer groote aan
tallen iepen lijden en sterven. Hij bespreekt de bruikbaarheid van iepen als
zoodanig, kwaliteit, belangrijkheid voor het landschap en voor technische doel
einden, voordeelen van den boom, verschillende soorten van iepen, het afleggen
enz. Dan volgen de ziekteverschijnselenuitwendige symptomen van oude en van
jongere boomen, de typische ombuiging aan het einde der takken (vaantjes), en
als inwendig kenmerk de verkleuring in het hout der buitenste jaarringen.
We lezen in een ander hoofdstuk, waar de ziekte voorkomt in ons land en in
andere landen. In ons land werd de ziekte in 1919 het eerst waargenomen door
Mejuffrouw D. SPIERENBURG te Wageningen. Iets eerder of te zelfder tijd kwam
de ziekte toen ook voor in België en in Noord-Frankrijk. Het is daarom onjuist,
dat het buitenland spreekt van „Hollandische Ulmenkrankheit" of „Dutch Elm
Disease". Het blijkt, dat de ziekte zich nog steeds uitbreidt en dat steeds meer
gebieden door de ziekte geteisterd worden. Het valt op, dat de uitbreiding van
de ziekte naar het Noorden zeer langzaam gaat. In Schotland, in Denemarken, in
Zweden en in Noorwegen blijkt de ziekte nog niet voor te komen, wel in Zuid-
Europa. Een enkel geval werd in Portugal gevonden. In Italië, in Joego-Slavië,
in Roemenië komt de ziekte voor. In Noord-Amerika is in 1934 en 1935 de
ziekte ernstig opgetreden. De oorzaak van de ziekte is een zwam, die onder
verschillende vormen voorkomt. De wetenschappelijke naam luidt Ceratostomella
ulmi (SCHWARZ) BUISMAN. De zwam leeft in het inwendige van het hout, dat
donkere verkleuringen vertoont. Hoe de zwam door iepenspintkevers van den
eenen op den anderen boom wordt overgebracht, is duidelijk beschreven. Met
directe bestrijdingsmiddelen is niets te bereiken. Het eenige, wat men doen kan,
is zieke, stervende, door iepenspintkevers aangetaste en doode boomen zoo spoedig
mogelijk te doen rooien. De bast moet verbrand of op andere wijze onschadelijk
gemaakt worden. Men probeert typen van iepen te kweeken, die voor de iepen
ziekte ongevoelig zijn. Iep nr. 24, een uit een aantal proeven overgehouden iep,
heeft reeds eenige jaren bewezen bruikbaar te zijn. Deze iep is reeds bij eenige
boomkweekers verkrijgbaar. Men zal ook probeeren uit zaad iepen te kweeken,
die niet door de iepenziekte te lijden hebben. De onderzoekingen over de iepen
ziekte, alsmede het probeeren om een voor de ziekte ongevoelig type te verkrijgen,
berusten bij verschillende instellingen, welke in het laatste hoofdstuk van het boekje
genoemd worden. Deze instellingen werken tezamen en zijn vereenigd in het