72 HEEMSCHUT
kunnen afleiden uit
donker tegenhetzand
afstekende kring
sporen. Men onder
scheidt dan in den
regel een buitensten
kringspo'or dat den
heuvelomtrek volgt
en concentrisch
daarbinnen een twee
den kringspoor, dat
meestal iets minder
duidelijk te zien is.
De buitenste kring
zou^dan het geheel
vergane fundament
zijn van den koepel-
wand, terwijl de bin
nenkring de plaats
zou aangeven van
palissaden die den koepel moesten ondersteunen. Anderen daarentegen gelooven niet
aan een koepelbouw, maar ze weten toch nog geen nadere verklaring voor de kringen
te geven. Zeker is het, dat niet in alle heuvels kringsporen zijn aangetroffen en boven
dien is het opmerkelijk, dat vrijwel alle ontgraven heuvels naast enkele overeenko
mende kenmerken, een groot onderling verschil in aanleg vertoonden. Na afgraving
van een grafheuvel is de afteekening op het zand van een rechthoekige grafkuil vaak
duidelijk te zien. Onderin zoo'n kuil worden dan de meestal totaal vergane resten
van een menschelijk lichaam aangetroffen, dat in eenigszins gehurkte houding
liggend is bijgezet. Overigens worden gewoonlijk enkele voorwerpen als grafgiften
gevonden. Behalve steenen hamers, kleine bronzen dolkjes zijn het vooral klok
bekers, die, dikwijls versierd met ingedrukte ornamenten, toch lang niet altijd een
klokvorm hebben. Dergelijke grafgiften zijn ook uit de „zeven bergjes" bekend;
De vondst van een drietal barnsteenen knoopjes kan als bewijs gelden voor de
betrekkelijk hoogstaande cultuur der klokbekermenschen. De in 1934 onder leiding
van Dr. J. H. HOLWERDA en Dr. F. C. BURSCH ontgraven heuvels in de buurt
van de Crailosche brug, bevatten vrijwel geen grafgiften. Er zijn verschijnselen
geconstateerd die er op wijzen dat deze laatstgenoemde heuvels tot een natijd van
de klokbekercultuur gerekend moeten worden. Het is waarschijnlijk dat de klok
bekermenschen een soort zwervend volk zijn geweest, die juist door hun zwerven
verschillende andere cultuurelementen in zich vereenigden, waar zij mee in aan
raking kwamen.
Na den klokbekertijd schijnt het Gooi gedurende eenige eeuwen niet bewoond te
zijn geweest. Zouden de klimatologische omstandigheden dit belet hebben? Hoe
het zij, het staat vast dat eerst in het begin van onze jaartelling het Gooi weer
bevolkt was. Deze nieuwe Gooische bevolking heeft de tot lage heuveltjes vergane
Afteekening van een praehistonsche grafkuil. Natijd der bekercultuur
(Foto Ir. W. Burdet, Juni 1934)