50
HEEMSCHUT
ons reeds in 1912 en J. H. W. LELIMAN in 1921 ontnomen. Ik verzoek U als
stille hulde aan hun aller nagedachtenis U voor een oogenblik van uwe zetels te
willen verheffen.
Voorzitters waren mr. W. B. BUMA; van 19131920 prof. BRUGMANSvan toen
tot 1929 hij die tot U spreekt; na hem tot heden mr. J. A. VAN SONSBEECK,
sedert kort tevens penningmeester. De heer D. F. TERSTEEG, van 1913.1925 in
het Dag. bestuur ging toen over tot het Algemeene;2I) omgekeerd kwam mr. VAN
TlENHOVEN, die in 1911 aanstonds in het bestuur was gekomen, 1923 tot het
Dag. bestuur over, waarin de heer R. KONING in 1926 TERSTEEG is opgevolgd.
Met ongeduld wacht gij nog éénen naam. Hier is hij. De heer A. A. KOK sinds
1922 in het Dag. bestuur, nam na WEISSMAN's overlijden het secretariaat over.
Aan zijn ijver en toewijding, zijne gerijpte kennis en architectonischen kunstzin
(zie van onlangs het nieuwe kantoorgebouw van de firma WlLLIAM KOCH Co.
aan de Keizersgracht),22) aan zijne bewegelijke voortvarendheid heeft Heemschut
wel bijzonder veel te danken. Mogen wij hem nog lange jaren behouden en
jaarlijks zijn verslag hooren lezen met dat lichte, keurige accent der stad, die hem
lief is, waarin zulk een vriendelijke bekoring ligt. Het hek sluit ir. W. BlIRDET
onze bestuurder sinds Februari 1936.
Aldus hebben wij verleden en heden hun eisch gegeven. Doch wat verzekert
onzen arbeid bij voortduring zijn goed recht en wat is er altijd weder de stuw
kracht van? Mij dunkt vooreerst het algemeen nationaal karakter van onzen
Bond. Het is uitnemend dat er vereenigingen zijn voor de staatkundige, kerkelijke
of maatschappelijke belangen van ééne groep, zooals ik er ook als voorzitter
gediend heb. Het is even uitnemend, dat er ook zijn die het algemeen belang
omvatten, zonder onderscheid te maken in kleur of partij en die allen kunnen
uitnoodigen haren arbeid te steunen. Onze eenheid is onze liefde voor het „kleine
land en zijne groote schoonheid".23) Niet omdat het in alles beter zou zijn dan
andere, of die schoonheid grootscher, maar omdat het ons eigen land is, het land
onzer vaderen en onzer kinderen, waaraan ook zoovelen zijner zonen en dochteren,
over den aardbol verspreid, in warme aanhankelijkheid denken. Het eigene en
vertrouwde van taal en zeden, van steden en dorpen, van wolkenhemel en wijden
waterplas, bosch en duin, en van U, o zee, de machtige èn dienende, de vreeselijke
èn de lieflijke, de altijd glorieuse, die ons hebt groot gemaakt, onze beste nationale
eigenschappen hebt ontwikkeld en ons, door uwe golven bespoeld, een open weg
gebaand tot aan de uiteinden der aarde. Deze liefde voor het eigene wil uiteraard
bewaren zoowel de schoonheid in natuur en kunst van vroeger eeuwen, ons als
heilige erfenis nagelaten, als die van thans, ons tot rustelooze waakzaamheid
roepend. Bewaren. Redden. Conservatief zijn wij en van de edelste soort d.i. niet
sentimenteelonze beste medestanders voeren den strijd met nuchteren zin en
verstandelijk overleg, al toonen zij ook dat uit het hart de uitgangen zijn des
levens; maar evenmin schuchter en schichtig, ons er over verontschuldigend, neen