DE BOND HEEMSCHUT
40
HEEMSCHUT
Heemschut viert feest, zij het dan ook op ingetogen wijze en passend in den hui-
digen tijd. Eenigszins voortijdig is een paar jaren geleden door de tentoonstelling
in het Koloniaal Instituut, die zoovelen tot zich trok, op de heugelijke gebeurtenis
vooruitgeloopen. Nu dan werkelijk met de jaartallen overeenkomt, dat de zoo
sympathieke Bond voor 25 jaren werd opgericht, verheugt het me namens de
Vereeniging Haerlem een dankbaar woord te uiten.
Bij een verjaardag worden uit macht der gewoonte gelukwenschen uitgesproken;
zij behooren daar nu eenmaal toe. Het mag evenwel niet verwonderen, als die
wenschen Haerlem uit het hart komen omdat zij zoo overtuigd is van het vele
nuttige en heilzame werk, dat Heemschut in den loop der jaren heeft verricht.
Op aanstichting van A. W. WëISSMAN opgericht, zou de Bond Heemschut een
band vormen van Vereenigingen, welke eenzelfde doel nastreven. Haerlem juichte
het bestaan van zulk een centraal lichaam, of federatie bijzonder toe en aarzelde
niet terstond toe te treden. Gedurende die reeks van jaren heeft Haerlem, als
zoovelen in den lande menigmaal de hulp en den steun van Heemschut ingeroepen,
als gevaren dreigden, welke het niet alleen vermocht af te wenden. Nu eens werd
die behulpzame hand in materieelen vorm, dan weer en hoe vaak door onschatbare
adviezen of technische voorlichting verleend.
Met groote erkentelijkheid gedenkt onze vereeniging de tallooze malen, dat niet te
vergeefs bij Heemschut werd aangeklopt en wij met raad en daad zijn gediend. Hoe
groot mag het aantal wel zijn van hen, die zich in heel ons land tot den Bond wendden,
als de schoonheid van Nederland dreigde vernield te worden? Hoe velen zijn de
schellen van de oogen gevallen, zoodra Heemschut hen had wakker geschud en
erop gewezen, dat een betere oplossing te vinden was en niet zonder nauwlettend
overleg en bezinning onverhoeds moest worden afgebroken of gewijzigd. Niet alleen
indien het verdwijnen of bederven van gebouwen uit vroeger tijd betrof, doch even
eens, als stadsgedeelten, ja zelfs landstreken gevaar liepen ontsierd te worden.
Bovenal te loven is het werk van de W.I.L. waardoor de particulier, zoo goed
als de overheid wordt gewezen op het groote gevaar, dat het landelijk karakter
loopt, als niet paal en perk aan de lintbebouwing wordt gesteld.
Hoe juist en tijdig heeft Heemschut's bestuur ingezien, dat vooral de jeugd de
schoonheid van zijn eigen land heeft te beseffen, zal het werk blijvend vruchten
dragen. Een nieuw arbeidsveld zal daarmee ontgonnen en beploegd worden. Tot
groote verheugenis stemt dit, omdat straks jonge krachten, even enthousiast en
met hetzelfde vuur bezield als de tegenwoordige werkers, gereed zullen staan, met
dezelfde overtuiging hun zoo noodig waarschuwend woord te laten klinken.
Voorwaar alles redenen om het bestuur van Heemschut dankbaar en erkentelijk te
zijn, het bestuur, dat als trouwe waker nauwlettend toeziet en alarm blaast, om
tijdig onheil te voorkomen. Moge de Bond Heemschut nog jaren en jaren op de
bres staan en zijn mooie werk doen, een werk, dat duizenden Nederlanders met
blijdschap vervult en waardoor zij zullen beseffen, dat wat onze voorvaderen
hebben nagelaten met piëteit moet behandeld worden en ontzien.
Haarlem, Mei 1936. J. L. TADEMA, Voorz. v. d. Ver. Haerlem.