DE WALLEN VAN OOTMARSUM1)
HEEMSCHUT
7
Eind September j.I. werd de Secretaris der Stichting Menno van Coehoorn van
twee zijden tegelijk gealarmeerd, n.1. door den Secretaris van den Bond Heemschut
en door den Secretaris van de Commissie W.I.L door toezending van een pers
bericht uit het Twentsche Dagblad „Tubantia" van den 21sten dier maand. Inderdaad
was de vetgedrukte kop: „Ootmarsum's oude vestingwallen worden gemoder
niseerd" wel geschikt om een liefhebber van oud vestingschoon den schrik op het
lijf te jagen, evenzeer als het slot van het'artikel, getiteld Van tua/tof promenade",
waarin 'sprake is van niets minder dan: „De wal, die plm. 1 K.M. lang is, wordt
„ter breedte van 7 Meter van alle boomen en struikgewas ontdaan en ter diepte
„van 25 cM. afgegraven, op sommige plaatsen nog dieper. Dan zal midden door
„den wal een rioleering worden gelegd, waarna een verharding van dubbele
„klinkers, aan weerszijden afgesloten door betonnen trottoirbanden zal worden
„aangebracht". En van zoo iets ontzettends, „waarmede men thans een aanvang
„heeft gemaakt" en dat o.m. ondernomen werd „om daardoor een productief
„werkverschafïingsobject te verkrijgen voor de werkloozen", dreigde het slachtoffer
te worden een historisch vestingstadje, welks geschiedenis op lofwaardige wijze in
de kolommen van „Tubantia" werd uiteengezet door den berichtgever: den Gemeente
secretaris van Ootmarsum zelf!
Neen lezer, gij kunt gerust zijn: bij het, bezoek dat de Voorzitter en de Secretaris
van Menno van Coehoorn", op 4 October 1935 reeds,,aan Ootmarsum brachten
in gezelschap van Ir. W. P. C. KNUTTEL, Secretaris-Penningmeester van de
Landschaps-Commissie van de Stichting Het Oversticht en waarbij de bewuste
1 K.M. werd afgewandeld, bleek deze rondgang allerminst een „toer der wallen"
te mogen heeten. Slechts een verhoogde kring of singel om de stad duidt nog den
ouden loop aan van die vestingwallen, waarbuiten en waarbinnen een gracht
aanwezig was, beide thans gedempt, hoewel eenige tientallen jaren geleden nog
stukken daarvan bestonden. Op de Topografische kaart (blad No. 343 op schaal
1 25000) kan men eveneens het beloop dier oude omwalling nog herkennen en
de bevestiging zien van hetgeen de, aan Heemschut zoo bekende Conservator van
het Rijksmuseum Twenthe, de heer J. J. VAN DEINSE, schrijft op blz. 7 van zijn
boek: Uit het land van katoen en heide (2e druk, Enschedé 1925), n.1. dat
Ootmarsum: „een van die plaatsen in ons land waaraan de nieuwe tijd als 't ware
„is voorbij gegaanop 't oogenblik niet veel grooter is dan toen het in 1597
„door Prins MAURITS werd ingenomen".
Van die oude, helaas verdwenen, verdedigingswerken, reeds door JACOB VAN
DEVENTER omstreeks 1560 in teekening gebracht, spreekt ook ANTHONIS DUYCK
in zijn, door Kapitein LODEWIJK MULDER in 1862 uitgegeven „Journael van
„tgene daegelyckx gepasseert is in den Oorloge der Staeten Generael tegens de
„Spangiaerden ende andere vianden vande Vereenichde Nederlanden", als hij het
9 „Het was eertijds versterkt, en heeft, in de Spaansche tijden, veelmaal de rampen des oorlogs
„beproefd". (BaCHIENE, Alg Geographie, 2e deel, 1769.)