BEDREIGING VAN DE VUURSCHE BOSSCHEN
2 HEEMSCHUT
Wanneer bovenstaande woorden door de Gemeenten bij' hare uitbreidingspolitiek
als richtsnoer mochten worden genomen, het zou er met de toekomst van ons
landschap minder troosteloos uitzien dan thans bij de vele wilde en lintbebouwing,
die door menige Gemeente wordt toegelaten of aangewakkerd, het geval is.
Gelukkig, dat thans door het hoogste Staatsgezag een duidelijke vingerwijzing in
de goede richting is gegeven. Hilversum heeft dan nu een plan, dat uitgaat van
het beginsel, dat de bebouwing eener Gemeente concentrisch behoort te geschieden
en verder lintbebouwing zooveel mogelijk geweerd en dat plan heeft de goed
keuring der Regeering kunnen verkrijgen. Baarn daarentegen tracht in zijn
ontworpen uitbreidingsplan de lintbebouwing te bevorderen „voor te schrijven"
zegt de Provinciale Utrechtsche Welstandscommissie en wel langs wegen en
op terreinen, die vóór alle andere ongerept dienden te blijven. Bij een andere
buurstaat van Hilversum is het al niet beter gesteld. Zoo in ééne Gemeente
gezondigd is tegen het beginsel van concentrische uitbreiding dan is het wel
Maartensdijk. In deze langgestrekte Gemeente treft men over vrijwel de geheele
lengte van ongeveer twee uren gaans bebouwingen aan. Het oude dorp heeft
nog niet veel expansiezucht aan den dag gelegd, maar verder: aan den weg naar
de Bilt, tegen de grenzen van Utrecht (een heele stadswijk), te Groenekan op het
vroegere landgoed Voordaan, aan de Nieuwe Wetering, bij de Hollandsche
Rading, overal zijn huizencomplexen ontstaan en nog in wording, buurtjes van
een vrij karakterloos type. En, om ook iets op het gebied van de lintbebouwing
te presteeren, is de verkeersweg van Utrecht naar Hilversum over de geheele
lengte tot woonstraat gedegradeerd, waar rechts en links de bebouwingen als
met den dag toenemen, zoodat reeds alleen om deze reden de aanleg van een
geheel nieuwen weg voor doorgaand verkeer noodig is Bij het traceeren van dien
weg wordt door het Rijk angstvallig getracht het nog ongerepte natuurgebied ten O.
van den bestaanden weg, de westgrens van het prachtige Vuursche-complex, zooveel
mogelijk te ontzien. Maar zal het gelukken dit gebied zijn bekoring te doen
behouden zonder krachtige medewerking van het Gemeentebestuur? Helaas, de
„ongereptheid" is reeds aangevreten, als we het zoo mogen uitdrukken. Van de
Hollandsche Rading liep vanouds een zandspoor de bosschen in. Ook hier is
reeds een buurtje ontstaan, dat zich, dank zij de „soepele" houding van het
Gemeentebestuur, snel uitbreidt. Het gevolg is, dat het prachtige uitzicht van weg
en fietspad over het mooie overgangslandschap met zijn gouden korenakkers in
den zomer, zijn rijkdom aan meidoorns in het voorjaar, voor goed is dichtgebouwd.
Maar daarachter liggen dan toch nog de ongerepte bosschen? Mis, lezer, doch
Uit het Koninklijk Besluit van 15 Juli 1935, Staatsblad no. 399, betreffende het
uitbreidingsplan van de gemeente Hilversum terecht hebben overwogen, dat
aan het onderhavige uitbreidingsplan de gedachte is ten grondslag gelegd, dat de
uitbreiding van de Gemeente zooveel mogelijk behoort te geschieden in aansluiting
aan de bestaande kernen en dat een verspreide bebouwing buiten deze kernen voor
komen moet worden, en dat dit uitgangspunt medebrengt, dat aan de verkeerswegen
buiten de kernen slechts een ruime bebouwing met grootere landhuizen wordt
toegestaan, welke het karakter der omgeving onaangetast laat."'